Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Nadat de Afdeling bestuursrechtspraak in een eerdere uitspraak impliciet tot uitdrukking heeft gebracht van oordeel te zijn dat een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom de verjaring ervan niet stuit, heeft de Hoge Raad dit in het arrest van 3 april jl. expliciet overwogen.
Dit betekent het navolgende. Een last onder dwangsom kent een begunstigingstermijn. In het geval na afloop van deze termijn niet aan de last is voldaan, raakt de dwangsom van rechtswege verbeurd. Van rechtswege houdt in dat hiervoor geen nader besluit of anderszins voor nodig is, het voltrekt zich automatisch zonder nadere handelingen. Dit laat overigens onverlet dat er discussie kan bestaan over de vraag of er wel of niet aan de last is voldaan. Dat geval laat ik in deze weblog onbesproken.
Gesteld dus dat vaststaat dat niet aan de last is voldaan, ten gevolge waarvan de dwangsom van rechtswege is verbeurd, start op hetzelfde moment de verjaring ervan. Een verbeurde dwangsom verjaart na één jaar (voorheen was dit zes maanden), tenzij binnen deze termijn de verjaring wordt gestuit. Indien door het bestuursorgaan binnen dit jaar niet tenminste een aanmaning (als bedoeld in artikel 4:112 Awb) is verzonden, vindt er geen stuiting plaats. De aanmaning is een brief volgende op een invorderingsbeschikking waarin het bestuursorgaan een beslissing geeft over de in te vorderen dwangsom (artikel 5:37 Awb). Een aanmaning is een vereiste voor het starten van een invordering in rechte krachtens dwangbevel.
In de praktijk verkijkt men zich op de stuiting van de verjaring van de bestuursrechtelijke dwangsom. In het civiele recht kan de verjaring van een verbeurde dwangsom namelijk worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin het recht op betaling ondubbelzinnig wordt voorbehouden. Dit sluit aan op de invorderingsbeschikking, die eenzelfde mededeling bevat. Anders dan in het civiele recht stuit de invorderingsbeschikking echter niet. Daarvoor is een nader besluit nodig, de aanmaning.
In de bestuursrechtelijke praktijk is verjaring van een verbeurde dwangsom daarom zeker geen uitzondering te noemen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.