Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een aanwijzing van een object tot gemeentelijk of rijksmonument kan ertoe leiden dat de mogelijkheden tot herontwikkeling ervan worden beperkt. Indien een eigenaar dit als bezwaar aanvoerde tegen het aanwijzingsbesluit, werd dit niet meegewogen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kon dit eerst aan de orde komen in een procedure naar aanleiding van een aanvraag voor vergunning tot wijziging van het aangewezen monument. Een betoog dat een aanwijzing onaanvaardbare beperkingen voor herontwikkeling met zich brengt, faalde onder alle omstandigheden. Steevast verwees de Afdeling bestuursrechtspraak naar de belangenafweging die in het kader van een vergunningsprocedure moet plaatsvinden.
We kunnen inmiddels spreken van nieuwe vaste rechtspraak, ingezet met de twee uitspraken van de Afdeling van 3 april 2013 (BZ7564 en BZ7565). In deze uitspraken is terloops- dus zonder dat dit expliciet is aangegeven – gebroken met eerdere vaste rechtspraak. Zo is overwogen dat de door de eigenaar naar voren gebrachte belangen bij herontwikkeling zodanig concreet waren dat zij reeds bij de aanwijzing van belang zijn en niet eerst bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor sloop aan de orde dienen te komen. Volgens de Afdeling kan dit leiden tot de conclusie dat een aanwijzing niet is voorzien van een deugdelijke motivering en geen evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Een vergelijkbare overweging vindt men terug in de uitspraak van 16 juli 2014.
We kunnen spreken van het definitief neerzetten van een nieuwe lijn in de rechtspraak met de uitspraak van 24 december 2014. Als nieuwe standaard is daarin overwogen dat:
“indien in het kader van de bij de aanwijzing – dan wel de heroverweging daarvan – te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument concreet wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve gevolgen heeft voor bijvoorbeeld herontwikkeling of verkoop en dit genoegzaam wordt gemotiveerd, deze aspecten reeds bij de aanwijzing van belang zijn. Deze dienen in dat geval niet eerst bij de aanvraag om een omgevingsvergunning tot wijziging dan wel sloop van het aangewezen monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) aan de orde te komen. Het ligt dan op de weg van het bestuur om op deze belangen in te gaan en aannemelijk te maken dat er alternatieve mogelijkheden zijn voor een zinvol hergebruik van het monument waardoor het met de aanwijzing te dienen belang van het behoud van het monument prevaleert boven het belang van de eigenaar om de aanwijzing achterwege te laten.”
Deze nieuwe rechtspraak zal leiden tot minder aanwijzingen. Dit past binnen de door de wetgever in 2009 ingezette Modernisering van de monumentenzorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.