Praktijkgebieden: Vastgoed
Er wordt vaak geprocedeerd over de vraag of een dakterras op een aanbouw zich verdraagt met artikel 5:50 BW. De aangrenzende buren verzetten zich tegen een dergelijk dakterras vanwege het zicht op hun erf. De aanlegger ervan verdedigt zich vaak met de stelling dat genoemd artikel alleen rechtstreeks zicht verbiedt en het zicht op de aangrenzende erven zijdelings is. Hierbij wordt een beroep gedaan op de wetsgeschiedenis en rechtspraak (bijv. Gerechtshof Amsterdam 6 juli 2010,ECLI:GHAMS:2010:BN0268).
Dit verweer kan niet slagen. Het is namelijk gebaseerd op overwegingen die betrekking hebben op ramen en muuropeningen in een gevel. Uitsluitend indien vanuit de positie dat men voor de raam- of muuropening staat er recht naar voren kijkend uitzicht bestaat op een naburig erf, is er strijdigheid met artikel 5:50 BW. Zijdelings uitzicht is in dat geval het zicht dat er is indien er schuin uit het raam of de muuropeningen wordt gekeken. Dit uitzicht telt niet mee.
Wat betreft balkons en soortgelijke werken, zoals een dakterras, maakt het meetvoorschrift opgenomen in artikel 5:50 BW duidelijk dat zicht vanaf de buitenste naar het naburige erf gekeerde rand van een balkon, waarvandaan recht naar voren op het naburige erf wordt gekeken, strijd kan opleveren. Dit volgt eveneens uit het voornoemde arrest van het Gerechtshof Amsterdam en is herhaald in de uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 06 juni 2012. Het gaat hier dus om rechtstreeks uitzicht vanaf “de zijkant” van een balkon of dakterras. Ten onrechte wordt dit in de praktijk vaak aangemerkt als zijdelings uitzicht dat om die reden niet zou zijn verboden.
Zo ook in het geval dat door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland in een zeer recent, niet gepubliceerd vonnis, is beslist. De aanlegger van het dakterras verweerde zich met de stelling dat er sprake was van zijdelings uitzicht. Op grond van de hiervoor gegeven argumentatie heeft de Voorzieningenrechter de aanlegger veroordeeld op straffe van een dwangsom het dakterras terug te brengen tot twee meter afstand van de erfgrenzen van de aangrenzende buren.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.