Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Vóór de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in de rechtspraak vastgesteld dat er een onderhoudsverplichting voor geregistreerde rijksmonumenten bestaat. In mijn weblogs van 4 januari 2011 en 8 februari 2012 heb ik deze rechtspraak behandeld, waaruit volgt dat onder het verbod neergelegd in artikel 11, tweede lid, aanhef en onder b, van de Monumentenwet 1988 tevens wordt begrepen het verwaarlozen van een monument waardoor het in gevaar wordt gebracht. Deze interpretatie was gebaseerd op de memorie van antwoord bij de Monumentenwet 1988.
Per 1 oktober 2010 is een vergelijkbare verbodsbepaling opgenomen in de Wabo (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f). De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in de uitspraak van 20 augustus 2014 overwogen dat de wetgever heeft beoogd dat het beschermingsniveau van de op grond van de Monumentenwet 1988 beschermde monumenten gehandhaafd blijft. Op grond hiervan ziet de Afdeling aanleiding ondanks de enigszins afwijkende redactie van de verbodsbepaling in de Wabo de hiervoor beschreven, onder de Monumentenwet 1988 tot stand gekomen jurisprudentie voort te zetten.
Het nalaten, waardoor het voortbestaan van een beschermd monument gevaar loopt, valt daarom ook onder het in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo opgenomen verbod.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.