Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In mijn blog twee jaren geleden besprak ik een uitspraak die de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State die maand had gewezen. De Afdeling had daarin volgens haar eigen woorden haar rechtspraak inzake handhaving van wettelijke voorschriften – meestal kort aangeduid als ‘de beginselplicht tot handhaven' – “gepreciseerd”. Mijn conclusie was dat er eerder sprake was van nuanceren. De verplichting tot handhaven werd namelijk beperkt door redelijk te achten handhavingsbeleid op grond waarvan (tenminste vooralsnog) van handhaving kon worden afgezien.
De ontwikkelingen hebben niet stil gestaan en de door mij ook in de blog geopperde optie, namelijk dat in het handhavingsbeleid mede wordt neergelegd dat handhaving plaatsvindt voor zover de ambtelijke capaciteit dit toelaat, is in de praktijk gebracht. Onder voorwaarden kan een dergelijk beleid een rechterlijke toets doorstaan.
De wijze waarop de gemeente Zaanstad dit onlangs had toegepast vond in de ogen van de rechtbank Noord-Holland echter geen genade. Er was sprake van een overtreding waartegen op grond van een lage prioritering, die was vastgelegd in het toepasselijke Handhavingsbeleidsplan 2012-2015, vanwege capaciteitsproblemen vooralsnog niet tot handhaving werd overgegaan. Vooralsnog hield in dit geval in dat niet binnen de termijn van het Handhavingsbeleidsplan handhaving zou plaats vinden. De rechtbank acht een dergelijke consequentie van op zich redelijk te achten beleid niet redelijk. Gelet op de beginselplicht tot handhaving dient een burger, bijzondere omstandigheden daargelaten, uitzicht te hebben op handhaving binnen de looptijd van een beleidsplan.
Hiermee lijkt – zij het nog door een lagere rechter – een begrenzing aangebracht in de nuancering van de beginselplicht tot handhaving. Redelijk te achten beleid mag er toe leiden dat niet tot handhaving wordt overgegaan mits uitzicht blijft bestaan dat binnen de looptijd van dit beleid alsnog handhaving plaats vindt.
Dus bij handhaving zicht en uitzicht niet door elkaar halen: indien er geen concreet zicht op legalisatie bestaat vindt (behoudens andere bijzondere omstandigheden) handhaving plaats, tenzij dit wordt uitgesteld op grond van redelijk te achten beleid waarbij uitzicht op handhaving moet blijven bestaan.
Hoe dan ook, indien deze uitspraak door de Afdeling wordt gevolgd staat vast dat de beginselplicht tot handhaving aanzienlijk is genuanceerd. Zolang er maar uitzicht blijft bestaan op handhaving is daaraan voldaan.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.