Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een bestuursorgaan weigert op 25 augustus 2008 een vergunning voor het bouwen van opslagruimten. Het bezwaarschrift daartegen wordt gegrond verklaard en de vergunning wordt op 30 oktober 2008 alsnog verleend. In het beroep tegen deze uitspraak wordt vastgesteld dat de vergunning al eerder, namelijk per 27 mei 2008, van rechtswege is verleend omdat de beslistermijn was verstreken.
De aanvrager stelt zich op het standpunt dat de onjuiste besluiten van de gemeente hebben veroorzaakt dat hij maanden later met de bouw van de opslagruimten is gestart. Deze vertraging heeft geleid tot schade.
Zijn verzoek om deze schade te vergoeden wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep afgewezen bij uitspraak 30 januari 2013 (LJN: BY9918). Volgens de Afdeling is de gestelde schade niet geleden door de onrechtmatig geoordeelde besluiten van 25 augustus 2008 en 30 oktober 2008. De oorzaak van de schade was het uitblijven van een kennisgeving door het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 58 van de Woningwet dat de bouwvergunning van rechtswege is verleend. De aanvrager heeft dit niet aangevoerd, zodat het verzoek vanwege het ontbreken van een oorzakelijk verband terecht is afgewezen.
Lastig te doorgronden: er zijn twee vernietigde en dus onrechtmatige besluiten, maar die veroorzaken niet de schade. Het niet doen van een kennisgeving veroorzaakt de schade.
Aangenomen kan worden dat indien in het schadeverzoek tevens als oorzaak het uitblijven van de kennisgeving zou zijn aangewezen, toekenning van een vergoeding in de rede had gelegen. Dat een belanghebbende geen bezwaar of beroep tegen het uitblijven van een besluit op aanvraag heeft ingesteld, brengt volgens vaste rechtspraak (zie o.m. ABRS 21 juli 2010, AB 2010, 329) niet met zich, dat in een procedure over een zuiver schadebesluit van de rechtmatigheid van het niet tijdig beslissen wordt uitgegaan en een bestuursorgaan niet aansprakelijk kan worden gehouden voor schade als gevolg van het niet tijdig beslissen. Mede gezien de overwegingen van de Afdeling lijkt voldoende vast te staan dat er sprake is van niet tijdig beslissen en het bestuursorgaan daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
De aanvrager zal wellicht een nieuw verzoek indienen en dit alsnog baseren op het uitblijven van de kennisgeving. Dit verzoek kan niet worden afgewezen als herhaald verzoek. De schade is hetzelfde maar de schade-oorzaak is een andere. Er is aldus geen sprake van een herhaalde aanvraag. Verjaring van de vordering lijkt evenmin aan de orde.
De aanvrager is dus terug bij “Start”.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.