Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De meeste bestuursrechtelijke wetten, waarmee in de dagelijkse praktijk wordt gewerkt, zijn van recente en zelfs zeer recente datum. De wetgevingsmachine draait met name in het bestuursrecht op volle toeren.
Soms buigt de bestuursrechter zich over een oude wet, zoals de Wegenwet, die op 1 oktober 1932 in werking is getreden. Het is dan jammer dat deze bestuursrechter niet (ook) te rade gaat bij de rechtspraak van andere rechters over deze wet, gewezen in de afgelopen 80 jaar. Ook de civiele rechter en de strafrechter oordelen met regelmaat over de Wegenwet.
Indien de rechtbank Assen deze moeite zou hebben genomen vóórdat zij uitspraak deed op 29 december 2011, had de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak van 14 november 2012 deze niet hoeven te vernietigen en bepalen dat aan het besluit, waarmee inmiddels opnieuw op het bezwaar was besloten, met de vernietiging de grondslag was komen te ontvallen.
Uit de rechtspraak van genoemde rechters volgde namelijk zonder meer dat de verjaringstermijn van de Wegenwet ook gedeeltelijk voor en na of geheel na inwerkingtreding van deze wet kan liggen. De rechtbank had als uitgangspunt gehanteerd dat de verjaringstermijn in de periode vóór inwerkingtreding van de wet moest liggen. Een dergelijke redenering wordt in de hand gewerkt door de bepaling van de Wegenwet waarin de verjaring is geregeld. Ingevolge artikel 4, eerste lid, onder I, van de Wegenwet is een weg openbaar wanneer deze, na het tijdstip van dertig jaren voor het in werking treden van de wet gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest. Deze bepaling beoogt aan de wet terugwerkende kracht toe te kennen voor verjaringen. Een verjaringstermijn kan dus aanvangen met ingang van 1 oktober 1902. De bepaling betekent niet dat de verjaring ook moet zijn voltooid vóór de inwerkingtreding.
Rechters kunnen van elkaar leren, ook of juist indien zij op andere rechtsgebieden werkzaam zijn.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.