Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In het kader van de bestuurlijke lus (inwerkingtreding 1 januari 2010) beschikt de bestuursrechter over de bevoegdheid een tussenuitspraak te wijzen. In deze tussenuitspraak geeft de rechter over een deel van het beroep beslissingen, zoals de beslissing dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft dat het bestuurorgaan ter uitvoering van de tussenuitspraak kan herstellen. Tevens bevat de tussenuitspraak talloze andere beslissingen over het bestreden besluit en onderdelen van het beroep. Indien met deze beslissingen wordt beoogd een einde te maken aan hetgeen in de procedure in geschil is, is er sprake van eindbeslissingen.
Bij het wijzen van de einduitspraak is de bestuursrechter gebonden aan deze eindbeslissingen. De vraag werpt zich op onder welke omstandigheden de rechter kan – of zelfs moet- terugkomen op een bindende eindbeslissing. Volgens de (meest) ruime opvatting mag er geen binding zijn aan een eindbeslissing in een tussenuitspraak die rechtens of feitelijk onjuist is. De (meest) beperkte opvatting houdt in dat indien de rechter eenmaal gesproken heeft in een eindbeslissing het debat definitief gesloten is en de rechter onder alle omstandigheden daaraan gebonden is. Er moet worden voorkomen dat er een soort intern hoger beroep op een tussenuitspraak ontstaat.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft – in navolging van een eerdere uitspraak waarin een vergelijkbare overweging aan dit onderwerp is gewijd (24 augustus 2011, LJN: BR5704, r.o. 2.3.1) – in de uitspraak van 15 augustus 2012 (LJN: BX4694) in r.o. 2.2 de navolgende overweging gegeven over een eigen tussenuitspraak, die kennelijk bedoeld is als nieuwe standaardoverweging:
“De Afdeling kan behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen op een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Van een zeer uitzonderlijk geval is hier geen sprake, zodat van het daarin gegeven oordeel wordt uitgegaan.”
De Afdeling ziet dus wel speelruimte maar is bepaald niet ruimhartig. Er dient sprake te zijn van een zeer uitzonderlijk geval. Wat zou daaronder kunnen worden verstaan? Uit de uitspraak blijkt dat een onjuiste juridische beoordeling niet een zeer uitzonderlijk geval betreft.
Het verdient aanbeveling dat de Afdeling voor de invulling van dit leerstuk te rade gaat bij de civiele rechter, die kan bogen op een zeer uitgebreide ervaring op dit onderwerp. Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Het gaat hier om procesrecht waarbij het bijzondere karakter van de rechtsverhouding burger – overheid niet speelt.
De civiele rechtspraak heeft geresulteerd in het omarmen van de ruime opvatting. De rechter is niet gebonden aan een eindbeslissing in zijn tussenuitspraak indien deze berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Doorslaggevend wordt geacht dat een rechter niet gedwongen moet worden een doodlopende weg op te gaan door in de einduitspraak te moeten vasthouden aan een ondeugdelijke eindbeslissing.
Vooralsnog ziet het er helaas niet naar uit dat de Afdeling geneigd is de civiele rechter in deze te volgen. Hoeveel juridisch en feitelijk onjuiste einduitspraken zijn er nodig om hierin verandering te brengen?
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.