Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een bezwaarschrift moet binnen de wettelijk bepaalde termijn van 6 weken worden ingediend. Als het bezwaar niet tijdig is ingediend, is het bezwaar niet-ontvankelijk. Maar wat gebeurt er als het bezwaarschrift wel tijdig is ingediend, maar het bestuursorgaan ontkent het bezwaarschrift te hebben ontvangen?
Deze vraag komt aan de orde in een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Volgens de Afdeling is de stelling, dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden, niet voldoende als het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift niet te hebben ontvangen. Deze overweging is op zichzelf begrijpelijk. Het is aan degene die het bezwaarschrift indient om te (kunnen) bewijzen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk tijdig is verzonden. Het omdraaien van de bewijslast zou tot vreemde situaties kunnen leiden: het bestuursorgaan zou dan immers moeten bewijzen dat zij het bezwaarschrift niet heeft ontvangen, en dat is vrij lastig.
Het bewijzen van de tijdige verzending van een bezwaarschrift moet naar mijn mening ook verder gaan dan het laten zien van een kopie van de verzonden brief. Als dat voldoende zou zijn, zou het immers eenvoudig zijn om achteraf, na het sluiten van de bezwaartermijn, een brief te maken met een verzenddatum die binnen de bezwaartermijn valt.
Toch kan deze overweging van de Afdeling voor praktische problemen zorgen voor degenen die wel degelijk tijdig een bezwaarschrift hebben verzonden. Het kan immers voorkomen dat de brief zoekraakt bij de postafdeling van het bestuursorgaan. Hoe moet iemand bewijzen dat hij of zij de brief tijdig heeft verzonden?
De Afdeling in bovengenoemde uitspraak: “Het is in dat geval aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij het geschrift ter post heeft bezorgd, bijvoorbeeld aan de hand van verklaringen van getuigen.”
Kortom: neem uw buurman mee en laat hem een foto maken van het moment waarop u de brief in de brievenbus doet, met op de achtergrond de krant van die dag (die er dan niet al te vergeeld en verkreukeld uit mag zien).
Een praktischer alternatief: stuur de brief altijd per aangetekende post en fax (met verzendbericht).
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.