Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In veel gemeenten wordt het gebruik van terrasverwarming tegengegaan. Aan de terrasvergunning wordt als voorwaarde verbonden dat het gebruik van terrasverwarming is verboden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft een streep door deze praktijk gezet.
In haar uitspraak van 14 december 2011 is vastgesteld dat een als voorschrift aan de vergunning verbonden verbod op terrasverwarming onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd en is dit voorschrift vernietigd.
Hoe was dit verbod dan gemotiveerd? De burgemeester had aangevoerd dat met dit verbod de druk op de openbare ruimte kon worden gereguleerd. De Afdeling acht een verbod daarvoor een oneigenlijk middel, omdat in de zomer de druk op de openbare ruimte door de terrassen groter is dan in de overige seizoenen en door de terrasverwarming dat verschil in de druk op de openbare ruimte slechts in beperkte mate afneemt. In het toepasselijke beleid was tevens tot uitdrukking gebracht dat terrasverwarming wordt toegestaan, zodra deze milieuvriendelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak leidt hieruit af dat het werkelijke motief voor het verbod op terrasverwarming was gericht op het belang van de bescherming van het milieu, welk belang niet wordt beschermd door de bepalingen waarop de terrasvergunning is gebaseerd (i.c. de Algemene Plaatselijke Verordening).
Deze laatste overweging verbaast bepaald niet. Op horeca-inrichtingen zijn talloze regelingen van toepassing en de afbakening tussen deze regelingen geeft al tientallen jaren aanleiding voor vele geschillen en een omvangrijke hoeveelheid rechtspraak. Aan de orde is de vraag, steeds in andere bewoordingen, in hoeverre een hogere wet (zoals de Wet milieubeheer en daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur etc.) in de weg staat aan regulering van een onderwerp via een autonome gemeentelijke verordening (doorgaans een Apv maar ook producten als Exploitatieverordening Horeca e.d.), waarin de exploitatie van horeca-inrichtingen uit hoofde van belangen als bescherming van het woon- en leefklimaat en openbare orde wordt gereguleerd. Uit de constante rechtspraak blijkt dat het behartigen van andere belangen dan de genoemde via een autonome gemeentelijke verordening niet is toegestaan. Toch heeft de betrokken gemeenteraad dit opnieuw getracht te doen en daarbij genegeerd dat de Wet energiebesparing toestellen en het daarop gebaseerde Besluit van 8 januari 1992, houdende regelen betreffende de veiligheid en het energiegebruik van gastoestellen en hun toebehoren, reeds voorziet in een regeling voor het onderwerp.
Hiermee kom ik meteen aan de vraag of dit nu definitief betekent dat het verbod op terrasverwarming exit is. De Afdeling heeft per slot van rekening alleen gezegd dat dit verbod onvoldoende draagkrachtig is geformuleerd zodat de vraag open staat of alsnog een voldoende motivering voor een dergelijk verbod is aan te dragen. Waar het betreft het belang van de bescherming van het milieu zal dit niet mogelijk zijn.
Het motiveren van een absoluut verbod op terrasverwarming gebaseerd op de druk op de openbare ruimte lijkt met de overweging van de Afdeling evenmin nog mogelijk, hoewel hier wel enige speelruimte aanwezig lijkt voor het in tijd reguleren van het gebruik ervan in een specifiek geval. Voor omwonenden is het toch iets anders indien niet alleen in de zomer maar ook in de winter tot 's nachts laat geluid van een nabij gelegen terras kan worden waargenomen. In de rechtspraak is uitgemaakt dat dit kan/moet worden meegewogen bij het beoordelen van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in het kader van een aanvraag om een terrasvergunning (Afd. bs. 9 januari 2008). Dat het belang van het verschil tussen zomer- en winterperiode voor het woon- en leefklimaat door de Afdeling terzijde is geschoven lijkt vooral voort te komen uit de beleidsregel dat zodra de terrasverwarming milieuvriendelijk is, deze niet meer verboden is. Hiermee werd tot uitdrukking gebracht dat het belang van het milieu in deze bepalend was.
En voor wie nu een terras heeft zonder verwarming, zo vlak voor de kerstdagen? Waarschijnlijk staat in de vergunning dat het verboden is een verwarming aan te brengen en is deze vergunning onherroepelijk. Dan kan een verzoek tot wijziging van de vergunning – nl. intrekking van het voorschrift met het verbod – worden ingediend. Dit kost tijd. Voor degenen met nog meer geduld kan worden afgewacht tot deze vergunning afloopt en een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Degenen zonder geduld kunnen de terrasverwarming onmiddellijk ophangen, zodat zij voor de kerst die extra omzet al maken. Zij dienen zich er terdege van bewust te zijn dat daarmee een verboden handeling wordt verricht die o.m. kan leiden tot een last onder dwangsom en andere akelige dingen. Wat de middelen van verweer daartegen zijn, bespreek ik wel een keer in andere weblog. Ik merk nog wel op dat ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op grond van argumenten ontleend aan welstand en monumentenbescherming zich tegen een terrasverwarming kan verzetten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.