Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft begin deze maand haar rechtspraak inzake handhaving van wettelijke voorschriften “gepreciseerd”. Hoewel de Afdeling zelf spreekt van preciseren, lijkt er eerder sprake van nuanceren.
De Afdeling herhaalt in de uitspraak de hoofdregel dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving meebrengt dat, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Daarop bestond voorheen slechts uitzondering onder bijzondere omstandigheden. De Afdeling preciseert nu dat in gevallen waarin het bestuursorgaan in het kader van handhaving redelijk te achten beleid voert, bijvoorbeeld inhoudend dat het bestuursorgaan de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt en gelegenheid biedt tot herstel voordat het een handhavingsbesluit voorbereidt, het zich in beginsel aan dit beleid dient te houden.
De verplichting te handhaven wordt dus begrensd door redelijk te achten handhavingsbeleid. Hoewel men dit wel eens uit het oog verliest, dienen beleidsregels in overeenstemming te zijn met de voorschriften die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan besluiten en wordt dit op serieuze wijze door de bestuursrechters getoetst. Dat neemt niet weg dat de beginselplicht behoorlijk kan worden uitgehold door een redelijke uitoefening van de beleidsvrijheid. In het geval dat aan de orde was in de uitspraak van de Afdeling was er sprake van een stappenplan dat in het beleid was neergelegd, hetgeen door de Afdeling redelijk werd geacht.
Denkbaar is bijvoorbeeld ook dat in het beleid mede wordt neergelegd dat handhaving plaatsvindt voor zover de ambtelijke capaciteit dit toelaat. Gezien de ingrijpende bezuinigingen die bestuurlijk Nederland overspoelen is dit bepaald niet ondenkbaar. Stel dan dat wordt verzocht om een herstelmaatregel en niet aanstonds blijkt dat geen sprake is van overtreding. Als reactie op een dergelijk verzoek kan dan worden verwezen naar het beleid dat mede voorziet in een verantwoorde inzet van de ambtelijke capaciteit. Er wordt dan aangekondigd dat het verzoek om handhaving in het volgende of het daaropvolgende kwartaal in behandeling zal worden genomen en in beginsel een voornemen tot het opleggen van een herstelmaatregel aan de overtreder zal worden gezonden. Dit beleid lijkt een rechterlijke toets te kunnen doorstaan.
Hiermee is de beginselplicht tot handhaving niet gepreciseerd, maar in belangrijke mate genuanceerd.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.