Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
Op grond van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften vaststellen met betrekking tot het geluidsniveau van een inrichting. In een maatwerkvoorschrift kan onder meer een hogere of juist lagere geluidgrenswaarde worden vastgesteld en kunnen gedragsregels voor de inrichting worden voorgeschreven. Op deze manier kan, de naam zegt het al, maatwerk worden geleverd. De mogelijkheden die het bevoegd gezag heeft zijn – uiteraard – begrensd.
Het bevoegd gezag zal onder meer moeten motiveren dat de maatwerkvoorschriften noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van milieubescherming en dat de inrichting redelijkerwijs aan de maatwerkvoorschriften kan voldoen. Het uitgangspunt hierbij is de representatieve bedrijfssituatie van de inrichting.
Een maatwerkvoorschrift is in algemene zin niet aanvaardbaar en dus niet toegestaan als ingrijpende en kostbare maatregelen nodig zijn om hieraan te kunnen voldoen. In een dergelijke geval zal het bevoegd gezag moeten onderzoeken of hogere grenswaarden vastgesteld kunnen worden zodat de inrichting niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt, zoals bijvoorbeeld aan de orde in een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2010.
Het vaststellen van een hogere geluidgrenswaarde kan uiteraard alleen als dat vanuit het oogpunt van milieubescherming nog aanvaardbaar is. Als het vaststellen van hogere geluidgrenswaarden niet mogelijk is, zal de oplossing planologisch moeten worden gezocht, bijvoorbeeld door de afstand tussen het bedrijf en de geluidgevoelige objecten te vergroten. Bij bestaande situaties is dat niet altijd mogelijk, maar bij nieuwe ontwikkelingen wel. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals de realisatie van een nieuw bedrijf of nieuwe geluidgevoelige objecten, zouden maatwerkvoorschriften dus niet of nauwelijks nodig hoeven te zijn, omdat in het kader van de goede ruimtelijke ordening – als het goed is – al zal zijn onderzocht of de bestaande en geprojecteerde (nieuwe) functies elkaar bijten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.