Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Bij de enorme omvang en grote variëteit van overheidsoptreden is het niet te voorkomen dat daarbij schade wordt veroorzaakt. De wetgever heeft echter niet bepaald voorop gelopen met het treffen van voorzieningen voor burgers om hun schade vergoed te krijgen. De ontwikkeling van het recht op vergoeding van door de overheid veroorzaakte schade is dan ook in hoge mate gestuurd door de beslissingen van rechters die weer worden gevolgd door min of meer ad hoc reacties van de wetgever. Dit heeft voor de burger, die vergoeding zoekt, geleid tot een volstrekt onoverzichtelijke lappendeken van regelingen en procedures.
Heel kort samengevat bestaan er nu de volgende wegen om vergoeding te trachten te verkrijgen. De bestuursrechter kan worden verzocht op grond van artikel 8:73 Awb schade geleden door een besluit, waartegen beroep aanhangig is, te vergoeden. Voorwaarde is wel dat het beroep gegrond wordt verklaard. Indien wordt gesteld dat er sprake is van een onrechtmatig besluit, bestaat de keuze tot een gang naar de civiele rechter of de bestuursrechter voor het verkrijgen van een vergoeding. In het geval echter het gestelde onrechtmatige handelen niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit, dan is alleen de civiele rechter bevoegd. Voorts kan het zijn dat de schade niet het gevolg is van onrechtmatig overheidshandelen. Dan is de bestuursrechter in beginsel bevoegd hetzij naar aanleiding van een verzoek op grond van een bijzondere nadeelcompensatieregeling (zoals die inzake vergoeding van planschade voorheen artikel 49 WRO, thans artikel 6.1 Wro) hetzij op grond van égalitébeginsel inhoudende dat burgers die in verhouding tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen een redelijke compensatie dienen te ontvangen. Op grond van dit laatste beginsel kan echter ook een verzoek aan de civiele rechter worden voorgelegd, maar dan op grond van de stelling dat het ontbreken van een redelijke compensatie het betrokken overheidshandelen (niet zijnde een appellabel besluit) onrechtmatig maakt.
De wetgever heeft besloten aan deze onoverzichtelijke situatie een einde te maken. Begin deze maand is een wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (32621) aangeboden. Daarin wordt voorzien in twee nieuwe procedures die ik in hoofdlijnen schets.
Een procedure strekt tot het verkrijgen van een besluit van een bestuursorgaan voor het verkrijgen van compensatie op grond van het égalité-beginsel en de andere betreft een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank strekkende tot veroordeling van een bestuursorgaan in de schade als gevolg van een onrechtmatig besluit.De eerstgenoemde procedure wordt ingeleid met een verzoek tot het bestuursorgaan. Deze is gehouden een vergoeding toe te kennen voor de schade die het gevolg is een rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak. Deze schade moet het normale maatschappelijke risico te boven gaan en de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treffen. Schade die (mede) kan worden toegerekend aan de benadeelde of waarvan vergoeding anderszins is verzekerd wordt niet vergoed. Alleen indien de schade is veroorzaakt door een besluit of andere handeling waartegen beroep bij de bestuursrechter open staat, staat tegen een besluit op het verzoek bezwaar en vervolgens beroep en hoger beroep open. Deze middelen van rechtsbescherming staan echter ook open indien 1) de schade is veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit waartegen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, 2) dit bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald, of 3)een beleidsregel over de vergoeding van de schade is vastgesteld. Hoewel het wettelijk takenpakket van de bestuursrechter is uitgebreid met laatstgenoemde drie categorieën, blijft de civiele rechter een rol van belang spelen, aangezien deze als zogenaamde ‘restrechter’ in de andere gevallen voor rechtsbescherming zal moeten zorg dragen.
De andere procedure start met een verzoek aan de rechtbank een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die is of zal worden geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit, een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit, het niet tijdig nemen van een besluit of een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan jegens een ambtenaar. Voorwaarde is dat ter zake van het schadeveroorzakende besluit beroep op de bestuursrechter open staat. De gevraagde vergoeding mag ten hoogste € 25 000 bedragen, met inbegrip van de rente tot aan de dag van het verzoek. Deze beperking geldt niet indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de belastingkamer van de Hoge Raad in enige of hoogste instantie oordeelt. Indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij ter zake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt, is de bestuursrechter niet bevoegd. Ook hier houdt de civiele rechter dus zijn rol, namelijk voor de vorderingen hoger dan genoemd maximum in andere zaken dan die waarin de Centrale Raad van Beroep of de belastingkamer van de Hoge Raad bevoegd is.
Zolang in het bestuursrecht niet is voorzien in wettelijk geregeld bewijsrecht of een enigszins uitgewerkte schadestaatprocedure kent – in dit wetsvoorstel wordt daarin niet voorzien – is het een goede zaak dat de civiele rechter een rol van belang blijft spelen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.