Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Er zijn van die gemeentes die je eigenlijk alleen kent uit de rechtspraak. De Brummen-jurisprudentie is bij iedere beoefenaar van het bestuursrecht bekend. De gemeente Brummen heeft nu een primeur met toepassing van het relativiteitsvereiste in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 19 januari 2011.
De uitspraak heeft betrekking op artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet, waarin het relativiteitsvereiste is vastgelegd. In dit artikel is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dat beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Toepassing van het relativiteitsvereiste heeft tot veel discussie geleid. Het vereiste is wellicht effectief bij het terugdringen van de bestuursprocesrechtelijke druk, maar het voegt niet toe aan het bereiken van het “juiste” besluit, hetgeen het bestuursrecht zich toch ten doel zou mogen stellen. Resultaat van een geslaagde toepassing van het relativiteitsvereiste is immers dat ook al wordt vastgesteld dat een besluit gebrekkig is, dit niet leidt tot aantasting ervan, omdat degene die heeft gewezen op het gebrek niet een eigen belang heeft bij de geschonden regel.
De Afdeling bestuursrechtspraak gaat in de uitspraak behoedzaam te werk. Op grond van een uitgebreide overweging, waarin wordt ingegaan op de parlementaire geschiedenis van deze bepaling, komt zij tot de conclusie dat een juiste toepassing van artikel 1.9 van de Chw ertoe leidt dat belanghebbenden zich niet kunnen beroepen op wettelijke voorschriften die “onmiskenbaar” niet zijn geschreven ter bescherming van hun belangen. De Afdeling overweegt hierbij dat op grond van de bepaling vereist is dat een regel “kennelijk” niet strekt tot bescherming van bepaalde belangen.
Door het stapje te zetten van “kennelijk”, dat qua betekenis meer in de buurt ligt van “blijkbaar”, “evident”, naar “onmiskenbaar”, dat eerder kan worden gelijkgesteld met “onloochenbaar”, bewijst de Afdeling bestuursrechtspraak naar mijn mening een dienst aan de kwaliteit van het bestuursrecht en de op grond daarvan te nemen besluiten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.