Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Beroep instellen zonder daar iets voor te hoeven doen. Dat kan, volgens een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 2010.Hoe werkt dit? Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt een aanhangig bezwaar of beroep geacht mede te zijn gericht tegen een latere intrekking of wijziging van het bestreden besluit. Als het bestuursorgaan bijvoorbeeld een nieuwe beslissing op bezwaar neemt, terwijl er al beroep aanhangig is tegen een eerdere beslissing op bezwaar, wordt het nieuwe besluit ook betrokken in het al aanhangige beroep. Tot zover niets bijzonders.
In bovengenoemde uitspraak gaat het echter om een bijzondere situatie. De rechtbank heeft de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft alleen de vergunninghouder (het primaire besluit is een vergunning) hoger beroep ingesteld. Eén van eisers van de procedure in eerste aanleg heeft zich in het hoger beroep als derde-belanghebbende aangemeld. Vervolgens neemt het bestuursorgaan een nieuwe beslissing op bezwaar, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. De derde-belanghebbende kan zich niet in het bestreden besluit vinden en stelt beroep in bij de rechtbank. De rechtbank stuurt het beroep door naar de Afdeling met toepassing van artikel 6:19 Awb, omdat er op dat moment ook een hoger beroep aanhangig is. Het nieuwe besluit is echter blijkbaar gunstig voor de vergunninghouder, aangezien deze het hoger beroep vervolgens intrekt.
De Afdeling overweegt dat hierdoor voor de derde-belanghebbende een beroep van rechtswege is ontstaan, hoewel deze geen rechtsmiddel had ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit. De intrekking van het hoger beroep van de vergunninghouder kan er volgens de Afdeling niet toe leiden dat dit beroep teniet wordt gedaan.
Bijzonder is dat hieruit volgt dat ook bij personen die geen rechtsmiddel meer aanhangig hebben tegen het oorspronkelijke besluit, sprake kan zijn van een fictief rechtsmiddel tegen het nieuwe besluit. Deze mogelijkheid blijkt niet direct uit de tekst van artikel 6:19 Awb. Praktisch is deze oplossing wel. Dit voorkomt de situatie dat in hoger beroep nog wordt geprocedeerd over het oorspronkelijke besluit (en het nieuwe besluit) door degenen die rechtsmiddelen tegen het oorspronkelijke besluit hebben ingesteld, terwijl het nieuwe besluit door anderen bij de rechtbank ter discussie wordt gesteld. Naar mijn mening zou dat onwenselijk zijn gezien het vrijwel onvermijdelijke risico op verschillende en dus tegenstrijdige uitspraken over hetzelfde besluit.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.