Praktijkgebieden: Vastgoed
De Monumentenwet kent geen expliciete onderhoudsverplichting voor geregistreerde rijksmonumenten. Als gebruik is gemaakt van een restauratiesubsidie of faciliteiten van het restauratiefonds geldt als voorwaarde dat men zich vastlegt op een onderhoudsplan.
Met de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 december 2010 is hierop een nuancering aangebracht. Zodra “niet onderhouden” overgaat in “bewust verwaarlozen” acht de rechtbank het verbod opgenomen in artikel 11, tweede lid onder b van de Monumentenwet geschonden. Hierin is bepaald dat het verboden is om een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
In het door de rechtbank behandelde geval stond vast dat de eigenaar van het monument geen maatregelen trof aan kapotte ramen en daken, hetgeen volgens de rechtbank moest worden aangemerkt als het “bewust verwaarlozen van een monument waardoor de monumentale waarden in gevaar worden gebracht”. Gegeven de overtreding van het betrokken wettelijk voorschrift achtte de rechtbank het betrokken college van burgemeester en wethouders bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.
Op grond van deze uitspraak kan niet worden geconcludeerd dat thans onverkort een onderhoudsverplichting geldt (nog daargelaten de mogelijkheid dat een eventueel hoger beroep tot een ander resultaat leidt). Het criterium is en blijft of er sprake is van gevaarzetting voor de monumentale waarden door de bewuste verwaarlozing. Doordat de rechtbank het nalaten van herstelmaatregelen aan ramen en dak schaart onder dit begrip komt de vraag op welke werkzaamheden nog meer daaronder zouden kunnen worden gebracht. Door bijvoorbeeld schilderwerk niet tijdig uit te voeren kunnen kozijnen wegrotten, waarmee monumentale waarden verloren gaan (hetgeen rechtstreeks het geval is indien het gaat om het historische bouwmateriaal). De argumentatie van de rechtbank volgend zou hiermee ook in strijd met artikel 11, tweede lid onder b van de Monumentenwet worden gehandeld. Het verplichten van de eigenaar zijn monument te schilderen komt wel erg dichtbij een reguliere onderhoudsverplichting.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.