Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In artikel 6.12 van de in 2008 ingevoerde Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen. In een exploitatieplan kan worden geregeld hoe algemene kosten voor een project, zoals kosten voor grondexploitatie en voorzieningen van openbaar nut, op de exploitant(-en) worden verhaald. Een exploitatieplan is echter niet verplicht indien het verhaal van deze kosten “anderszins verzekerd is”. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als de gemeente en de exploitant (projectontwikkelaar) een exploitatieovereenkomst hebben gesloten..
In een recente uitspraak geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een nadere toelichting op de toepassing van deze nieuwe regels voor grondexploitatie. In deze zaak heeft de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude een nieuw bestemmingsplan vastgesteld voor het gebied van de voormalige suikerfabriek CSM te Halfweg. Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een gemengd gebied met onder meer bedrijvigheid, detailhandel, vrijetijdsbesteding, sport, entertainment, horeca en kantoren mogelijk.
De Dorpsraad van Zwanenburg en Halfweg stelde beroep in tegen dit bestemmingsplan en voerde daarvoor onder meer als grond aan dat de raad geen exploitatieplan heeft vastgesteld en evenmin een exploitatieovereenkomst was gesloten ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Daardoor zou de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet gewaarborgd zijn.
De Afdeling constateert dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan weliswaar geen exploitatieovereenkomst was gesloten, maar wel voldoende was onderzocht of het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar is. Daarbij hecht de Afdeling waarde aan de mededeling van de gemeenteraad en de projectontwikkelaar dat ten tijde van de vaststelling al wel materieel overeenstemming was bereikt over de door de projectontwikkelaar te betalen exploitatiebijdrage. Dat de exploitatieovereenkomst pas na de vaststelling van het bestemmingsplan was ondertekend, leidt volgens de Afdeling nog niet tot het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet is aangetoond.
Voor zover de grond van de Dorpsraad met betrekking tot het ontbreken van een exploitatieplan moet worden gezien als (afzonderlijk) beroep tegen het besluit van de raad om geen exploitatieplan vast te stellen, oordeelt de Afdeling dat de Dorpsraad daar in niet-ontvankelijk is. De Afdeling overweegt daarbij dat de Dorpsraad geen belanghebbende is omdat zij dat evenmin zou zijn als de gemeenteraad wel een exploitatieplan zou hebben vastgesteld: de Dorpsraad heeft immers geen grondexploitatieovereenkomst gesloten met betrekking tot de gronden in het plangebied en is ook geen eigenaar van deze gronden.
Uit deze uitspraak blijkt dat de gemeente een relatief ruime beoordelingsvrijheid heeft over de vraag of de exploitatiekosten “anderszins verzekerd zijn”. Ook volgt uit deze uitspraak dat appellanten niet snel belanghebbende zullen zijn bij het besluit van de gemeenteraad om wel of geen exploitatieplan vast te stellen. Naar mijn mening is dat terecht: het verhaal van grondexploitatiekosten is een zaak tussen de gemeente, exploitanten en eventuele derden die daarbij een direct belang hebben.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.