Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Centrale Raad van Beroep heeft in twee recente uitspraken nader ingevuld onder welke omstandigheden een re-integratievisie als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerst lid, Awb moet worden aangemerkt en op zelfstandig rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen bezwaar en beroep open staat. Volgens de Raad is daarvan sprake als uit de wet voorvloeiende rechten en verplichtingen in de re-integratievisie zodanig worden uitgewerkt dat kan worden gesteld dat daarmee is beoogd een zelfstandig rechtsgevolg te doen ontstaan.
In de eerstgenoemde zaak was dat het geval omdat in de visie de verplichting was opgenomen om minimaal eenmaal per week te solliciteren, hetgeen een concretisering van de in artikel 30, aanhef en onder b, Wet WIA neergelegde verplichting werd aangemerkt. In de tweede zaak is medegedeeld dat geen re-integratieactiviteiten worden gestart, hetgeen door de Raad wordt aangemerkt als de mededeling dat de in artikel 30, eerste lid, onder b van de Wet Suwi toebedeelde taken niet worden uitgevoerd.
In de normale bestuurspraktijk behelst een visie een voornemen op de wijze waarop bevoegdheden zullen worden toegepast. Een visie valt daarmee onder de begripsbepaling van “beleidsregel”, zoals die is opgenomen in artikel 1:3, vierde lid, Awb. Volgens die definitie is een beleidsregel een algemene regel omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Waarom is dit van belang? Tegen een beleidsregel staat normaalgesproken geen bezwaar en beroep open. De Centrale Raad van Beroep lijkt de bestuursrechteenheid geen dienst te bewijzen door deze visie wel op rechtsgevolg gericht (en dus vatbaar voor bezwaar en beroep) te achten. Per slot van rekening was dit ook uit een oogpunt van rechtsbescherming niet nodig. In beide gevallen zouden nadere besluiten (eventueel op een daartoe strekkend verzoek) moeten worden genomen, waartegen zonder twijfel (alsnog) bezwaar en beroep openstonden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.