Praktijkgebieden: Bouwrecht
Op 1 november 2008 is het Gebruiksbesluit in werking getreden. Het Gebruiksbesluit, voluit het “Besluit brandveilig gebruik bouwwerken”, vervangt de bepalingen over gebruiksvergunningen en brandveiligheid zoals die tot 1 november 2008 krachtens gemeentelijke bouwverordeningen golden.
De meest in het oog springende wijziging ten opzichte van de oude regelgeving is dat nu voor veel gebouwen geen gebruiksvergunning meer nodig is. Voor veel gebouwen kan nu worden volstaan met een melding van het gebruik aan het bevoegd gezag (Burgemeester en Wethouders). Naar aanleiding van een melding kunnen B&W nadere voorwaarden opleggen als die noodzakelijk zijn voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand(-gevaar).
De vraag is natuurlijk wat de status is van onder het oude recht verleende gebruiksvergunningen, want ook daarin staan immers voorwaarden ter voorkoming van brandgevaar. Blijven die voorwaarden geldig en/of kunnen ook nieuwe voorwaarden worden opgelegd?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in artikel 3 van het Gebruiksbesluit. Daarin staat dat eerder verleende gebruiksvergunningen komen te vervallen als die onder het Gebruiksbesluit niet meer vereist zijn. De eerder verleende gebruiksvergunning wordt daarbij aangemerkt als een melding van het gebruik.
Op grond van de tekst van het overgangsrecht zou dus worden geconcludeerd dat B&W bevoegd zijn om aanvullende of andere “nadere eisen” te stellen dan de eventuele nadere eisen die waren opgenomen in de gebruiksvergunning. Dit schept niet alleen rechtsonzekerheid, maar kan ook tot onaangename verassingen zorgen: als een gebouw net geheel “brandveilig” is gemaakt conform de verleende (maar inmiddels vervallen) gebruiksvergunning, kan die investering nutteloos zijn als B&W nieuwe nadere eisen stellen op grond van het Gebruiksbesluit. Hoewel het overgangsrecht hier niets over zegt, blijkt echter wel uit de Nota van Toelichting bij het Gebruiksbesluit dat dit niet de bedoeling is: “De voorwaarden die aan de oorspronkelijke vergunning waren verbonden worden (…) beschouwd als nadere voorwaarde in de zin van artikel 2.12.4 van het Gebruiksbesluit”. B&W kunnen voor gebouwen waarvoor al een gebruiksvergunning is verleend dus niet zomaar nieuwe voorwaarden opleggen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.