Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgemaakt dat een belangrijke bepaling van het “Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten” in strijd is met de Europese Habitatrichtlijn. Hierdoor is het moeilijker geworden om ontheffing te krijgen voor het verstoren of beschadigen van beschermde dier- en plantensoorten ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling.
In de Flora- en faunawet is bepaald dat het verboden is om (onder meer) beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden of te vangen of om nesten, holen of andere verblijfplaatsen van deze dieren te vernielen of te verstoren. Bij projectontwikkeling kan dit niet altijd worden voorkomen. Als bijvoorbeeld voor een nieuwbouwwijk bosschages moeten worden verwijderd is het haast onvermijdelijk dat daardoor verblijfplaatsen van dieren worden verstoord.
Om te voorkomen dat de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet projectontwikkeling vrijwel onmogelijk maken, voorziet de wet in de mogelijkheid om hiervan ontheffing te verlenen. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn is daarbij bepaald dat alleen ontheffing kan worden verleend als er geen andere oplossing bestaat met het oog op specifiek bepaalde belangen. Deze belangen zijn vastgesteld in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Eén van de genoemde belangen is “de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling”.
In de bovengenoemde rechtszaak gaat het om de realisatie van een woningbouwproject in de regio Edam-Volendam. Voor dit project had de minister van LNV ontheffing verleend van verbodsbepalingen ten aanzien van de rugstreeppad op grond van het belang “ruimtelijke ontwikkeling”. De rugstreeppad is vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en daarmee aangemerkt als een diersoort van communautair belang die strikt moet worden beschermd.
De Rechtbank Haarlem heeft het besluit tot ontheffing echter vernietigd. Daartoe heeft zij overwogen dat de ontheffing op grond van het belang “ruimtelijke ontwikkeling” zich niet verdraagt met de Habitatrichtlijn. In hoger beroep volgt de Afdeling dit oordeel van de rechtbank. In artikel 16 van de Habitatrichtlijn is op uitputtende wijze is geregeld op welke grondslag ontheffing kan worden verleend. Daarbij is onder meer bepaald dat alleen ontheffing mag worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing bestaat. In het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten opgenomen ontheffingsgrond “de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling” is volgens de Afdeling te ruim en niet direct uit de Habitatrichtlijn af te leiden. De bepaling is dus onverbindend wegens strijd met Europees recht.
De minister zag de bui echter al hangen en had zijn ontheffingsbesluit intussen, voor de zekerheid, ook gebaseerd op een andere in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten genoemde grond: “dwingende redenen van groot openbaar belang”. De Afdeling oordeelde dat het woningbouwproject in kwestie onder deze ontheffingsgrond is te scharen en de minister zijn ontheffing hier dus terecht op heeft gebaseerd.
Voor grotere ruimtelijke projecten zal dus ook in de toekomst ontheffing kunnen worden verleend omdat hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang kunnen bestaan. Het is echter de vraag of dat ook voor kleine bouwprojecten het geval zal zijn. De rugstreeppad zal in die gevallen een zegen zijn voor tegenstanders van het bouwproject en een nachtmerrie voor projectontwikkelaars.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.