Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In onze eerdere bijdragen hebben wij u geïnformeerd over de nieuwe Wet luchtkwaliteit. Deze wet is met ingang van 15 november 2007 in werking getreden. Met deze wijziging van de Wet milieubeheer wordt met name het realiseren van kleine en middelgrote projecten eenvoudiger gemaakt. Het is voor gemeenten en projectontwikkelaars te hopen dat hiermee een eind is gekomen aan de vele vertragingen van (bouw-)projecten als gevolg van de toets aan de normen voor luchtkwaliteit.
Oude regeling (Besluit luchtkwaliteit 2005)Volgens het “oude” Besluit luchtkwaliteit 2005 moet in beginsel voor elk bestemmingsplan of artikel 19-besluit ten behoeve van een nieuw project onderzoek worden uitgevoerd naar de gevolgen ervan voor de luchtkwaliteit. Ook wanneer een project bijvoorbeeld slechts voorziet in de realisatie van 50 woningen en de bijdrage aan de luchtvervuiling nihil is. In de praktijk is gebleken dat dit verplichte onderzoek nog al eens tot discussies leidt. Ook wanneer er een zorgvuldig en compleet onderzoek naar de luchtkwaliteit is uitgevoerd, betekent dit nog niet automatisch dat het project op dit punt “Raad van State proof” is. Het uitvoeren van gedegen onderzoek blijkt ingewikkeld en is bovendien kostbaar.
Ook volgens de nieuwe wet kunnen (onder meer) bestemmingsplannen en artikel 19-besluiten alleen doorgang vinden wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat kan worden voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In beginsel zal dit, net als in de oude situatie, met onderzoek aangetoond moeten worden. In zoverre verandert er niets.
Nieuw is dat projecten ook gerealiseerd kunnen worden indien deze “niet in betekenende mate” bijdragen aan luchtvervuiling. In de op grond van de wet vastgestelde “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit)” zijn categorieën van gevallen (projecten) aangewezen die in ieder geval “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtvervuiling. Een nadere toets aan de grenswaarden (en dus onderzoek luchtkwaliteit) lijkt dan niet aan de orde.
Concreet gaat het om nieuwe bedrijven, infrastructuur, kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Voor elke categorie is een maximum programma opgenomen. Zolang het project binnen dat programma blijft, draagt het “niet in betekenende mate” bij aan de luchtvervuiling.
Vooralsnog gaat het om projecten met een relatief beperkt programma. Voor een woningbouwlocatie met één ontsluitingsweg geldt bijvoorbeeld een maximum van 500 woningen en voor een woningbouwlocatie met twee ontsluitingswegen een maximum van 1000 woningen. Zodra er een “nationaal programma” is vastgesteld met maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren, worden deze maxima echter aanzienlijk verruimd. Voor een woningbouwlocatie komen de bovengenoemde maxima dan op 1500 respectievelijk 3000 woningen te liggen.
De praktijk moet uitwijzen of de nieuwe wet inderdaad het realiseren van projecten zal vereenvoudigen, en of vertragingen en daarmee samenhangende kosten en onzekerheid kunnen worden voorkomen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.