Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In een eerdere bijdragen schreven wij al over de ingrijpende wijzigingen van de Woningwet die per 1 april 2007 van kracht zijn geworden.
Op het gebied van de handhaving kent de nieuwe Woningwet verschillende wijzigingen die opmerkelijke gevolgen kunnen hebben, waarmee rekening dient te worden gehouden.
Ingevolge de Woningwet (zowel voor als na 1 april 2007) is het verboden te bouwen zonder bouwvergunning. Indien iemand bouwt zonder bouwvergunning overtreedt hij dit voorschrift. Aan een overtreder kan een dwangsom worden opgelegd teneinde de overtreding ongedaan te maken. Indien hij dat niet doet, raakt de dwangsom verbeurd en kan deze bij de overtreder worden geïnd. Het bevoegd gezag kan er ook voor kiezen om via bestuursdwang, dat wil zeggen via feitelijke maatregelen eventueel met behulp van de sterke arm, de overtreding te beëindigen, hetgeen dan vaak neerkomt op afbraak van hetgeen is gebouwd. De kosten die daarmee gemoeid zijn, worden verhaald op de overtreder. Bij de handhaving is het dus van groot belang wie als overtreder kan worden aangemerkt.
Nu komt het regelmatig voor dat iemand een bouwwerk koopt waaraan een rechtsvoorganger in de loop der jaren allerlei verbouwingen heeft uitgevoerd. Wie controleert er voorafgaand de koop of voor al die bouwwerken in het verleden al dan niet een bouwvergunning is verleend? Dat doet (bijna) niemand. Onder de nieuwe Woningwet adviseren we u om dat toch te doen.
Aan het verbod te bouwen zonder bouwvergunning is namelijk een tweede verbod toegevoegd. Het is sedert 1 april 2007 ook verboden een zonder bouwvergunning gebouwd bouwwerk in stand te houden. Een gebouwtje dat bouwvergunningplichtig is en dat jaren geleden is neergezet zonder dat de bouwvergunningprocedure is doorlopen (hetgeen bijvoorbeeld toen door een welwillende inspecteur door de vingers is gezien), kan dus jaren later alsnog een probleem opleveren bij een rechtsverkrijger van de grond waarop dit bouwwerk staat. Het is hem namelijk verboden dit bouwwerk in stand te houden.
Vroeger was het zo dat het bevoegd gezag niet aan de nieuwe eigenaar een dwangsombesluit kon opleggen. De nieuwe eigenaar was immers geen overtreder van het verbod te bouwen zonder bouwvergunning: dat was zijn rechtsvoorganger. Het bevoegd gezag stond ook bepaald niet te trappelen via bestuursdwang het gebouwtje zelf af te breken. Met dergelijke werkzaamheden riskeerde men niet alleen aansprakelijkheden ingeval er bijvoorbeeld onvoldoende zorgvuldig zou worden gewerkt, maar belangrijker nog, de kosten van deze werkzaamheden konden alleen worden verhaald op de overtreder, de rechtsvoorganger. Die was vaak niet meer te vinden of de rechtspersoon was inmiddels geliquideerd.Nu kan de huidige eigenaar – als overtreder van het verbod een bouwwerk zonder bouwvergunning in stand te houden – worden aangesproken. Aan hem kan een dwangsombesluit worden opgelegd. Dat is dus een uiterst onaangename erfenis uit het verleden.
Het is derhalve raadzaam bij koop van een onroerende zaak nauwkeurig na te gaan of voor alle bouwwerken bouwvergunningen zijn verleend.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.