Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 1 juli 2007 is de Tijdelijke Beleidsregel Aanwijzing Monumenten (Staatscourant 20 juni 2007, nr. 116, p. 12), die een aanscherping inhoudt op voorgaande beleidsregels, in werking getreden. In deze beleidsregel is beschreven op welke wijze de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gebruik maakt van de bevoegdheid tot het aanwijzen van onroerende monumenten als beschermd rijksmonument als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Eigenlijk is hiermee de inhoud niet goed weergegeven. De beleidsregel geeft namelijk weer in welke gevallen de minister géén gebruik maakt van deze bevoegdheid. En op grond van deze beleidsregel is dat vrijwel nooit.
De eerste hele grote groep monumenten die de beleidsregel, net als voorgaande beleidsregel, van aanwijzing uitsluit zijn monumenten die zijn vervaardigd vóór 1940. Men kan zich afvragen welke monumenten er dan nog overblijven. Er bestaan echter wel degelijk monumenten van ná 1940. Uitsluitend die monumenten van ná 1940 die vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde kunnen worden aangemerkt als een nationaal of internationaal erkend kenmerkend monument van de Nederlandse architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst en in verband met deze kwaliteiten behoort tot de ongeveer honderd meest waardevolle monumenten die zijn gebouwd in deze periode, komen nog voor aanwijzing in aanmerking. Let wel, op grond van de Monumentenwet kunnen alleen onroerende zaken die ouder zijn dan 50 jaar als monument worden aangewezen. Dit betekent dat de werkingsduur van deze beleidsregel, die vervalt met ingang van 1 januari 2009, betrekking heeft op een periode van 1940 tot en met 1958. Behalve monumenten die in verband met de militaire geschiedschrijving van belang zijn, is genoemde periode nu niet een van de meest vruchtbare geweest in de productie van beschermenswaardige onroerende zaken.
Welbeschouwd lijkt het erop dat de minister met deze beleidsregel heeft verklaard af te zien van gebruikmaking van zijn aanwijzingsbevoegdheid. Volgens vaste jurisprudentie is het zo dat een door de wetgever toegekende bevoegdheid niet door middel van het afkondigen van beleidsregels tot een dode letter mag worden gemaakt. Ik meen dat bij deze beleidsregel de vraag gerechtvaardigd is of niet in strijd met deze rechtspraak is gehandeld. Doordat de beleidsregel er echter in voorziet in voornoemde periode maximaal 100 monumenten aan te wijzen, zal wellicht kunnen worden betoogd dat er geen sprake is van een dode letter.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.