Praktijkgebieden: Bouwrecht
In onze bijdragen van 31 maart 2006 en 12 april 2007 is melding gemaakt van de onduidelijkheid die is ontstaan over de rechtsbescherming tegen een bouwvergunning die met behulp van een artikel 19 WRO vrijstelling is voorbereid. De vraag is of het nu wel of niet nodig is om een zienswijze in te dienen tegen een ontwerp vrijstellingsbesluit om in een later stadium ontvankelijk te zijn bij de rechter. Diverse voorzieningenrechters beantwoordden deze vraag tot nog toe verschillend. Deze week heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) dan eindelijk de knoop doorgehakt. Het antwoord op de vraag is nee (tenzij).
Om ontvankelijk te zijn bij de rechter in een beroepsschrift over een met behulp van artikel 19 WRO verleende bouwvergunning hoeft volgens de recente uitspraak van de AbRS niet eerst een zienswijze te worden ingediend tegen het vrijstellingsbesluit, zolang er maar wel een bezwaarschrift is ingediend tegen de bouwvergunning waarop het vrijstellingsbesluit betrekking heeft. Dit volgt volgens de AbRS uit het feit dat de wetgever met artikel 49 lid 5 van de Woningwet een concentratie van rechtsbescherming voor ogen heeft gehad.
Dit betekent zeker niet dat het indienen van een zienswijze tegen een artikel 19-besluit overbodig is. Ten eerste kan het indienen van een zienswijze zinvol zijn omdat daarmee, vóór dat het besluit wordt genomen, alle argumenten tegen dat besluit kunnen worden ingebracht. Het is mogelijk dat het bestuursorgaan op basis van die argumenten afziet van het besluit, en voorkomen is nog altijd beter dan genezen.
Ten tweede geldt het bovenstaande alleen wanneer het artikel 19-besluit rechtstreeks gekoppeld is aan een bouwvergunning. In de praktijk wordt ook gebruik gemaakt van artikel 19 WRO om alleen een planologische vrijstelling te verlenen zonder dat tevens (direct) een bouwvergunning wordt verleend. In die gevallen is artikel 49 lid 5 van de Woningwet niet van toepassing en moet dus altijd een zienswijze worden ingediend.
Tot slot is er volgens de AbRS niets op tegen om ook voor de bouwvergunning de uniforme voorbereidingsprocedure te volgen. De uniforme voorbereidingsprocedure moet dan wel bij besluit van het bestuursorgaan van toepassing worden verklaard. Als ook voor de bouwvergunning de uniforme voorbereidingsprocedure wordt gevolgd geldt de hoofdregel dat het beroep alleen ontvankelijk is wanneer een zienswijze is ingediend tegen het ontwerpbesluit.
Ons advies is en blijft dus dat u altijd een zienswijze moet indienen tegen een door u ongewenst ontwerp artikel 19-besluit.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.