Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Invoeringswet voor de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) is op dinsdag 27 februari 2007 door de Eerste Kamer aangenomen. Op de website van het ministerie van VROM is op 5 maart 2007 vermeld dat de beoogde datum van inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2007 komt te liggen. Dit bericht geeft aanleiding om kort in te gaan op deze wet en de gevolgen ervan.
De Wkpb is bedoeld om een einde te maken aan onzekerheden die kunnen bestaan over beperkingen die door besluiten van de overheid kunnen liggen op onroerende zaken. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van een bestemmingsplan, een onteigeningsbesluit of een onbewoonbaarverklaring van een woning.
Tot op heden ligt de verantwoordelijkheid van de registratie van dergelijke beperkingen bij het overheidsorgaan dat die beperking oplegt. Dit had als gevolg dat gegevens verspreid zijn onder diverse overheidsorganen of zelfs binnen een overheidsorgaan. Het nagaan of er beperkingen liggen op een specifieke onroerende aaak, is dan een ware zoektocht.
Wanneer de nieuwe Wkpb in werking is getreden moeten alle publiekrechtelijke beperkingen geregistreerd worden. De nieuwe wet gaat uit van registraties op twee bestuurlijke niveaus: bij de gemeente en bij het Kadaster. Door beide registraties met elkaar te verbinden moet zowel bij de gemeente als bij het Kadaster een overzicht van alle beperkingen bestaan.
Gemeenten moeten de publiekrechtelijke beperking binnen vier dagen hebben ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister. De andere bestuursorganen moeten de beperkingen eveneens binnen vier dagen aan het Kadaster hebben aangeboden ter inschrijving.
In de Wkpb is verder bepaald dat gemeenten een ieder kosteloos inzage geven in het register. Desgevraagd moeten gemeenten bijvoorbeeld ook een afschrift of uittreksel van de op een bepaalde onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen beschikbaar stellen.
Het spreekt voor zich dat eventuele niet kenbaar gemaakte publiekrechtelijke beperkingen wel rechtsgeldig zijn en blijven. De wetgever acht het daarom van belang dat de raadpleger van de registers beschermd wordt tegen fouten hierin. In de Wkpb is daarom voorzien in een aansprakelijkheidstelling. In de nieuwe wet is bepaald dat gemeenten en andere publiekrechtelijke rechtspersonen onder voorwaarden aansprakelijk zijn voor fouten bij inschrijvingen van publiekrechtelijke beperkingen en voor het nalaten om publiekrechtelijke beperkingen in te schrijven.
Al met al zorgt de nieuwe Wkpb voor veel extra werk voor met name gemeenten, aangezien zij zelf een eigen beperkingenregister moeten opzetten. Het is de vraag of gemeenten de middelen hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. In de invoeringswet is echter voorzien in een overgangsregeling die inhoudt dat bestuursorganen gedurende twee jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet de tijd hebben om de op dat tijdstip bestaande beperkingen in te schrijven in het register. De tijd zal leren of de nieuwe wet inderdaad voorziet in meer rechtszekerheid of slechts in veel schadeclaims als gevolg van het niet-naleven ervan.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.