Praktijkgebieden: Bouwrecht
Het antwoord op de vraag of de aannemer een resultaatsverplichting heeft, en dus of de aannemer er voor moet instaan dat het bouwwerk functioneert en aan de verwachtingen van de opdrachtgever beantwoordt, lijkt met de komst van de UAV-GC (Geïntegreerde Contracten) verder te zijn opgeschoven van een inspanningsverplichting naar resultaatsverplichting. De regelingen van oudsher uit het Burgerlijk Wetboek en de UAV 1989 (nieuwe versie: UAV 2012) zijn daarover niet duidelijk. Menig aannemer reageert op klachten die na oplevering of einde onderhoudstermijn opkomen, met de mededeling dat zijn verplichtingen, na beëindiging van de bouw, zijn geëindigd. Dat is slechts anders indien de opdrachtgever verborgen gebreken aantoont, die bij de oplevering niet hadden kunnen worden ontdekt of als sprake is van een beroep op gegarandeerde prestatie. Deze laatste categorieën geven aanleiding tot zoveel geschillen en procedures (al was het maar dat garantiebepalingen zowel in duur als omvang de herstelverplichting tot de letterlijke tekst van de garantie beperken) opdrachtgevers er verstandig aan doen om in de aannemingsovereenkomst een duidelijke en onweerspreekbare regeling op te nemen dat de bouwer/aannemer garantie voor àlles geeft.
Daarmee is echter het gevaar voor de opdrachtgever nog niet geweken: menig opdrachtgever denkt van de problemen af te zijn door, naast de aannemer, een deskundig toezichthouder aan te stellen. Dit heeft echter steevast tot gevolg dat de in het werk opgetreden fouten aan die toezichthouder worden toegeschreven, ja zelfs in zijn opdracht zouden zijn uitgevoerd. Het gevolg is dan dat de opdrachtgever niet één, maar twee geschillen op zijn bord heeft en dat was niet de bedoeling. Eenzelfde probleem kan ontstaan als de opdrachtgever zich inhoudelijk met de keuze en werkwijze van de onderaannemers bemoeit. Als daarbij ook het voorlopig of definitief ontwerp en het bestek van de opdrachtgever (of zijn architect/adviseur) afkomstig is, dan wordt het helemaal moeilijk om een beroep te doen op de aannemersgarantie voor een deugdelijk resultaat en houdt ook het beroep op de garantieverklaring van de onderaannemer (inhoudende dat precies volgens het bestek is gewerkt en opgeleverd) het risico in zich, dat de opdrachtgever met de brokken blijft zitten. Een treurig voorbeeld van de gang van zaken is te lezen in de uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 28 september 2005, gepubliceerd in Bouwrechtnr. 1, januari 2006.
Zelfs wanneer de keus van de onderaannemer door de opdrachtgever niet bindend is voorgeschreven, maar wel werd gesuggereerd, en bij wijzigingen in het werk van die onderaannemer door de opdrachtgever invloed is uitgeoefend op de besluitvorming, loopt de opdrachtgever het risico voor zijn inmenging gestraft te worden: dat heeft de opdrachtgever immers zelf (mede) bepaald, dus zijn risico.
Het redigeren van aannemingscontracten, ook op basis van de betrekkelijk recente UAV-GC is specialistenwerk, omdat de opdrachtgever bij een uitgebreide Vraagspecificatie (de opvolger van het Programma van Eisen) de in oorsprong beoogde totale aannemersaansprakelijkheid op de helling kan zetten door inmenging achteraf. Weliswaar bevat de UAV-GC een mooie matrix omtrent het verloop van de minimale en maximale aannemersaansprakelijkheid, maar de tegenhanger daarvan is dat bij een minimale aansprakelijkheid de opdrachtgever, juist door zijn intensieve inmenging, niet het resultaat krijgt waarop hij had gerekend. Bij de Model Basis Overeenkomst MBO (gebaseerd op toepassing van de UAV-GC) en uiteraard ook bij contracten die volgens het Burgerlijk Wetboek en de klassieke UAV worden opgesteld, is het bij grote bouwwerken uiteraard, maar bij kleine bouwwerken ook van belang, zonder externe controle er niet op te vertrouwen dat het door de andere partij aangeleverde aannemerscontract goed zal uitpakken.
Hoewel voorkomen beter is dan genezen, is het een aanrader om de zogenaamde VGV (Verborgen Gebreken Verzekering) af te sluiten, zoals deze door Allianz, AON en het Belgische SECO is ontwikkeld als aansluiting op de bekende CAR-bouwverzekering die in het algemeen slechts tot het einde van de oplevering geldt. Een beroep op die verzekering kan wellicht dergelijke problemen elimineren.
Jaap Rehbock is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.