Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Rechters verschillen nog al eens met elkaar van mening, met name waar een wet onlangs is herzien. Zo is vorig jaar de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet aan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb aangepast. Ik schreef eerder over een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Op grond van de overweging dat uit de wetteksten en de wetsgeschiedenis niet blijkt dat toepassing van artikel 49, lid 5 Woningwet met zich brengt dat artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijft, oordeelde de Voorzieningenrechter dat het bezwaarschrift gericht tegen de vrijstelling niet ontvankelijk was. In artikel 49, lid 5 Woningwet is bepaald dat voor de mogelijkheden van rechtsbescherming het vrijstellingsbesluit wordt geacht deel uit de maken van de bouwvergunning. De conclusie die daaraan wordt verbonden is dat tegen de vrijstelling een bezwaarschrift (en vervolgens) beroep kan worden ingediend net als tegen de bouwvergunning. De Voorzieningenrechter hield als gezegd vast aan artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht, hetgeen betekent dat de bezwaarprocedure als het ware wordt overgeslagen.
De Voorzieningenrechter te Haarlem is nu in een uitspraak van 14 juni 2006 tot een andere conclusie gekomen. Hierin overweegt de Voorzieningenrechter namelijk dat aangezien de vrijstelling is verleend tezamen met de bouwvergunning, artikel 49, lid 5 Woningwet van toepassing is en dat deze bepaling met zich brengt dat een vrijstelling die gecombineerd is met een bouwvergunning, wat betreft het instellen van beroep geacht wordt deel uit te maken van die bouwvergunning. De Voorzieningenrechter overweegt daarbij dat blijkens de wetsgeschiedenis van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb de wetgever ook nadrukkelijk voor ogen heeft gehad dat in een dergelijk geval uit artikel 49, lid 5 Woningwet volgt dat de beroepsgang met betrekking tot de bouwvergunning leidend is, en dat vóórdat beroep kan worden ingesteld tegen een vrijstelling die gecombineerd is met een bouwvergunning, éérst een bezwaarschriftprocedure moet worden gevolgd (Kamerstukken II 2003-2004, 29 421, nr. 3, MvT, pag. 85-86). Het komt er kort gezegd op neer dat volgens deze Voorzieningenrechter de bezwaarprocedure niet wordt “overgeslagen”.
Twee volstrekt met elkaar in strijd zijnde uitspraken dus. Het beroep op de wetsgeschiedenis in de laatstgenoemde uitspraak lijkt echter sterk, zodat de Voorzieningenrechter te Haarlem waarschijnlijk aan het langste eind zal trekken. Het uit elkaar trekken van de rechtsbescherming tegen een bouwvergunning en een vrijstelling die op hetzelfde bouwplan betrekking, is daarnaast praktisch niet wenselijk.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.