Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In een eerdere bijdrage besprak ik de aanpassing van onder meer de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet aan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb. Deze procedure houdt in dat een ontwerp besluit ter visie wordt gelegd gedurende welke belanghebbenden een zienswijze kunnen indienen. Nadat het besluit is genomen, staat daartegen op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht niet de mogelijkheid van bezwaar maar van beroep bij de rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State open.
Hierbij geldt echter de argumentatieve fuik, die inhoudt dat uitsluitend degenen die een zienswijze hebben ingediend naar aanleiding van het ontwerp besluit ontvankelijk zijn in beroep en hoger beroep en uitsluitend de gronden die in de zienswijze zijn aangevoerd in beroep en hoger beroep kunnen worden aangevoerd. Andere personen zijn in beginsel niet ontvankelijk en andere gronden worden in beginsel buiten beschouwing gelaten.
Het was de vraag wat nu precies het gevolg zou zijn van deze wijziging voor de rechtsbescherming tegen een bouwvergunning verleend met behulp van een vrijstelling krachtens artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voor de bouwvergunning geldt namelijk de openbare voorbereidingsprocedure niet, zodat daarvoor gewoon bezwaar en vervolgens beroep de aangewezen weg is. Zou een actie tegen de vrijstelling nu separaat van de bouwvergunning een eigen procedurele weg volgen, derhalve zienswijze en vervolgens beroep met de hiervoor geschetste beperkingen ?
De wetgever heeft hierop bij de aanpassing aan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geen antwoord gegeven, en de meningen hierover waren en zijn verdeeld. Onder verwijzing naar artikel 49, lid 5 van de Woningwet kan worden gesteld dat er geen aparte procedurele weg wordt gevolgd. In dit artikel is namelijk bepaald dat voor de mogelijkheden van rechtsbescherming het vrijstellingsbesluit wordt geacht deel uit de maken van de bouwvergunning. De conclusie die daaraan wordt verbonden is dat tegen de vrijstelling een bezwaarschrift (en vervolgens) beroep kan worden ingediend net als tegen de bouwvergunning.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft onlangs echter anders besloten. Op grond van de overweging dat uit de wetteksten en de wetsgeschiedenis niet blijkt dat toepassing van artikel 49, lid 5, van de Woningwet met zich brengt dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijft, is het bezwaarschrift gericht tegen de vrijstelling niet ontvankelijk verklaard. Hiermee is een eerste voorlopig oordeel voorhanden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.