Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In deze rubriek schreven wij al vaker over het Besluit luchtkwaliteit en de gevolgen daarvan. Het tot 1 augustus jl. geldende Besluit luchtkwaliteit heeft veel opschudding veroorzaakt aangezien door de rechterlijke toepassing ervan er een flink aantal grote projecten in Nederland geen doorgang hebben gevonden (zie hierover de bijdragen van februari, april en juni 2005). In het na 1 augustus 2005 geldende Besluit luchtkwaliteit 2005 is, zoals beschreven in de bijdragen van juni, juli en augustus, voorzien in een zekere versoepeling door opname van de salderingsmethodiek. Inmiddels zijn de eerste uitspraken bekend die (de Voorzitter van) de Afdeling bestuursrechtspraak over de toepassing van het Besluit luchtkwaliteit 2005 heeft gedaan.
In de uitspraak van 14 december 2005 (200501574/1) heeft de Afdeling een oordeel gegeven over vrijstellingsbesluiten ten behoeve van het uitvoeren van werken en werkzaamheden voor een uitbreidingsplan. Deze besluiten waren genomen onder het oude Besluit luchtkwaliteit. Aangezien geen onderzoek was gedaan naar de luchtkwaliteit bij de voorbereiding van deze besluiten of het besluit op het bezwaarschrift tegen deze besluiten, komt de Afdeling tot een vernietiging van het besluit op bezwaarschrift.
De Afdeling overweegt echter dat bij het opnieuw beslissen op bezwaar het nieuwe Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing zal zijn en dan met toepassing van het nieuwe besluit er geen reden meer is om de vrijstelling te vernietigen aangezien er inmiddels wel een onderzoek was gedaan. Uit dit onderzoek was gebleken dat er wel een overschrijding van de grenswaarde was doch dat er geen toename van de concentratie van de in het Besluit luchtkwaliteit bedoelde stoffen zou plaatsvinden. Voorheen was het zo dat ook indien er geen toename was, een overschrijding van de in het Besluit opgenomen grenswaarden, leidde tot het oordeel dat een ontwikkeling in strijd was met het Besluit luchtkwaliteit. Ingevolge het huidige besluit is een ontwikkeling aanvaardbaar indien de huidige luchtkwaliteit tenminste gelijk blijft. Indien er géén verslechtering van de huidige luchtkwaliteit plaatsvindt, kan de ontwikkeling dus doorgang vinden. Aangezien de Afdeling er dus van uit gaat dat bij de beslissing op bezwaar de voorgestane ontwikkeling doorgang kan vinden, heeft zij de gevolgen van de vernietigde uitspraak in stand gelaten, hetgeen betekent dat de voorgenomen activiteit doorgang kan vinden.
In de uitspraak van 22 december 2005 (200508299/2) heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld over een bestemmingsplan dat door de gemeenteraad op 27 januari 2005 is vastgesteld en door gedeputeerde staten bij besluit van 27 januari 2005 van toepassing is verklaard. De Voorzitter stelt allereerst vast dat op grond van artikel 37 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 dit besluit op deze kwestie van toepassing is.
Voorts stelt de Voorzitter vast dat in deze zaak niet was onderzocht of de ontwikkelingen waarin het plan voorzag, leiden tot een overschrijding of een toename van de overschrijding van de grenswaarden in het besluit. Door de gemeente was aangevoerd dat er geen relevante verslechtering van de luchtkwaliteit zou optreden aangezien het plan met name zou leiden tot een verplaatsing van bestaande bewegingen en niet tot een toename van het aantal bewegingen. Dit is een beroep op de in het nieuwe Besluit luchtkwaliteit opgenomen salderingsmethodiek (zie eerder bijdragen). Dit beroep is echter niet aanvaard aangezien het volgens de Afdeling onvoldoende was onderbouwd en nadere onderzoeksgegevens ontbraken, zodat onzeker was of is voldaan aan de eisen van het Besluit luchtkwaliteit 2005. Onder meer om deze reden besluit de Voorzitter het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan te schorsen.
Er zullen nog veel uitspraken volgen, waarbij met name interessant zal zijn hoe de Afdeling denkt over de vraag hoe het Besluit luchtkwaliteit 2005 zich verhoudt met het Europees Recht. Uit de twee eerste uitspraken volgt in ieder geval dat er meer ruimte is voor ontwikkelingen dan onder het voorgaande besluit.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.