Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet in werking getreden. Met deze wet wordt beoogd de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn volledig in nationale wetgeving om te zetten. Genoemde richtlijnen hebben als doel unieke nationale en Europese natuurwaarden duurzaam in stand te houden, te verbeteren en toe te voegen aan het Europese Natura 2000-netwerk. De verplichtingen die voor de lidstaten zijn opgenomen in genoemde richtlijnen zijn in Nederland overigens opgenomen in zowel de Natuurbeschermingswet als de Flora- en faunawet uit 2002, waarmee dus regels zijn gegeven voor respectievelijk de gebieds- en de soortenbescherming.
De lidstaten van de Europese Unie wijzen beschermde natuurgebieden aan die waardevol zijn voor het behoud van biodiversiteit in Europa. Deze gebieden vormen een samenhangend netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. De nieuwe Natuurbeschermingswet regelt de aanwijzing en bescherming van deze Natura 2000-gebieden.
Dit is niet de eerste wet in Nederland tot bescherming van de natuur. Vanaf 1967 gold er al een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het onder andere mogelijk om gebieden aan te wijzen als Beschermde en Staatsnatuurmonumenten en ze zo te beschermen. Daar de Natuurbeschermingswet 1967 niet aan alle verplichtingen voldeed die in internationale verdragen en Europese verordeningen aan de bescherming van gebieden en soorten worden gesteld, is enkele jaren geleden een nieuwe Natuurbeschermingswet totstandgekomen, de Natuurbeschermingswet 1998. Deze gewijzigde Natuurbeschermingswet bleek echter evenmin te voldoen aan de door de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn gestelde eisen. Dit heeft geleid tot een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak waarin op grond van een rechtstreekse werking van bepalingen uit deze richtlijnen een (goedkeuringsbesluit van een) bestemmingsplan werd vernietigd aangezien was nagelaten de door deze richtlijnen voorgeschreven passende beoordeling te laten plaatsvinden.
De nieuwe Natuurbeschermingswet voorziet voorts in een vergunningenstelsel voor projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van LNV. Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen, beheersplannen opstellen. Deze beheersplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden.
Met de nieuwe wet wordt de rechtszekerheid in ieder geval een goede dienst bewezen. Of men nu vóór of tegen een bepaald project is, het was vanuit een oogpunt van rechtszekerheid volstrekt ongewenst dat op grond van de geldende nationale wetgeving niet kon worden voorspeld of een bestemmingsplan al dan niet rechtmatig was en dit pas in laatste instantie door de rechter via een niet altijd voor de hand liggende rechtstreekse toepassing van Europees recht kon worden vastgesteld. Als het goed is, zal nu veel eerder, bijvoorbeeld bij de beoordeling van de haalbaarheid van een project, met een redelijke mate van zekerheid kunnen worden vastgesteld of natuurbeschermingswaarden aan een project in de weg staan.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.