Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Bestaand gebruik van grond of een bouwwerk dient, ongeacht of dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan, bij de herziening van een bestemmingsplan positief te worden bestemd, dat wil zeggen het bestemmingsplan dient expliciet in dat gebruik te voorzien. Dat is de hoofdregel. Daarop geldt als uitzondering dat indien voldoende aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd, een dergelijke positieve bestemming niet nodig is. Dan mag volgens het overgangsrecht, dat een vast onderdeel van een bestemmingsplan is, dit bestaande gebruik zolang worden voortgezet ook als is dit gebruik strijdig met de bestemming die rust op de betreffende grond/bouwwerk. De tweede uitzondering geldt voor bestaand gebruik dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Dat gebruik kan van het overgangsrecht worden uitgesloten via de in de rechtspraak gesanctioneerde zogenaamde Etten-Leur clausule. Deze clausule houdt in dat in het nieuwe bestemmingsplan expliciet is bepaald dat het gebruik dat strijdig was met het voorgaande bestemmingsplan van het overgangsrecht wordt uitgesloten.
Indien deze clausule ontbreekt, dient het gebruik, dus ook indien dit illegaal was, positief te worden bestemd. Hierop geldt ook weer een uitzondering, namelijk de situatie waarin dit illegale gebruik is gewraakt door het bevoegd gezag. Dit houdt in dat het bevoegd gezag ondubbelzinnig te kennen heeft gegeven dat bepaald gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en dat dit gebruik niet wordt toegestaan. Indien het illegale gebruik voorheen is gewraakt, leidt dat tot uitsluiting van dat gebruik van het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan, ook zonder dat de Etten-Leur clausule in het nieuwe bestemmingsplan is opgenomen.
Daarnaast bestaat het zogenaamde persoonsgebonden overgangsrecht. Kenmerk hiervan is dat de werking niet gebonden is aan een object (een bepaald gebruik van gronden en bouwwerken) maar aan een subject (hoedanigheid van een bepaalde persoon als grondgebruiker). Deze vorm van overgangsrecht is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Raad van State) voor het eerst aanvaard in de uitspraak van 24 juli 2002. Uit de rechtspraak blijkt dat de Raad van State persoonsgebonden overgangsrecht niet aanvaardbaar acht indien het bestaande gebruik in overeenstemming was met het oude bestemmingsplan en indien beleidsdoelstellingen van gemeente provincie niet met elkaar in overeenstemming zijn.
De stand van het recht is dus dat waar is voorzien in de Etten-Leur clausule, geen verplichting bestaat bestaand illegaal gebruik positief te bestemmen. Indien deze clausule ontbreekt en het illegale gebruik niet is gewraakt mag het gebruik niet onder het overgangsrecht worden gebracht maar moet positief worden bestemd. De Raad van State lijkt echter hierop terug te komen in de uitspraak van 7 april 2004. Hiermee wordt afgeweken van eerdere rechtspraak en brengt de Raad van State illegaal gebruik waartegen niet meer kan worden opgetreden permanent onder het overgangsrecht. Dit is juridisch niet fraai nu het overgangsrecht eigenlijk bedoeld is om alleen tijdelijk te voorzien in de mogelijkheid illegaal gebruik voort te zetten. Waar illegaal gebruik niet meer kan worden beëindigd, dient het nieuwe bestemmingsplan zich aan deze realiteit aan te passen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.