Praktijkgebieden: Huurrecht
In het inmiddels veelbesproken vonnis van 27 maart 2025 van de rechtbank Amsterdam heeft de kantonrechter geoordeeld dat een huurder zijn sociale huurwoning moet ontruimen, omdat hij over twee koopwoningen beschikt en daarmee niet langer in de doelgroep voor sociale huurwoningen valt. In deze blog bespreken wij dit vonnis en belichten wij de mogelijke implicaties van deze uitspraak voor de praktijk.
De huurder huurt al sinds 2014 een sociale huurwoning van Ymere in Amsterdam. In 2016, 2021 en 2024 is de huurder achtereenvolgens eigenaar geworden van drie koopwoningen. Op de eerste woning wordt pas in 2023 een hypotheekrecht gevestigd, op de andere twee woningen reeds op de dag van aankoop van de woning. De in 2024 gekochte woning wordt binnen zes maanden na aankoop verkocht met een winst van ruim € 37.000. Ymere heeft de sociale huurovereenkomst in juni 2024 opgezegd, omdat zij de huurwoning dringend nodig heeft voor eigen gebruik (artikel 7:274 lid 1 sub c BW). De huurder heeft niet met die opzegging ingestemd, zodat Ymere de zaak aan de kantonrechter moet voorleggen.
In de procedure moet de kantonrechter beoordelen of hij de huurovereenkomst voor een sociale huurwoning op vordering van Ymere kan beëindigen op grond van dringend eigen gebruik (in de zin van artikel 7:274 sub c BW), omdat de huurder twee koopwoningen in eigendom heeft. De kantonrechter toetst daarbij de volgende criteria:
Uit vaste rechtspraak volgt dat met eigen gebruik niet alleen het gebruik door de verhuurder zelf wordt bedoeld, maar ook het gebruik door iemand anders als daarmee de statutaire doelstelling van de verhuurder wordt gediend. Volgens haar statutaire doelstelling is Ymere verplicht om woningen te verhuren aan personen die niet in hun eigen huisvestingsbehoefte kunnen voorzien. De huidige huurder behoort niet meer tot deze doelgroep, omdat hij over eigen koopwoningen beschikt. Daarmee is volgens de kantonrechter voldoende ruimte voor een beroep op eigen gebruik.
De kantonrechter overweegt dat de wachtlijst voor het verkrijgen van een sociale huurwoning in middels 13 jaar bedraagt. Om de beschikbare sociale huurwoningen goed te kunnen verdelen, heeft Ymere daarom dringend belang bij het beëindigen van een huurovereenkomst met een huurder die ook een eigen koopwoning heeft. De woning komt dan vrij voor mensen op de wachtlijst zonder eigen woning.
De kantonrechter concludeert dat passende woonruimte voor de huurder beschikbaar is, omdat hij in één van zijn twee koopwoningen zou kunnen wonen. De huurder had nog betoogd dat de woningen voor onbepaalde tijd verhuurd zouden zijn en dat hij de lasten van de woningen niet zou kunnen betalen, maar deze verweren zijn onvoldoende onderbouwd en worden gepasseerd. De kantonrechter merkt in dit kader nog op dat de huurder in relatie tot de huurders van zijn koopwoningen mogelijk zelf een beroep op dringend eigen gebruik toekomt en dat ook een woonruimte met hogere lasten passend zou kunnen zijn.
De kantonrechter wijst de vordering van Ymere toe en beëindigt de huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik. Omdat de huurder mogelijk een huurovereenkomst met zijn eigen huurder nog dient af te wikkelen, krijgt hij van de kantonrechter een termijn van vijf maanden om de sociale huurwoning te ontruimen.
In deze procedure heeft Ymere naar voren gebracht dat zij nog circa 1.000 huurders heeft met een koopwoning, voor wie mogelijk hetzelfde zou kunnen gelden. Mogelijk dat Ymere en andere woningcorporaties deze uitspraak zullen aangrijpen om meer van deze huurovereenkomsten te beëindigen, zodat plaats kan worden gemaakt voor mensen uit de doelgroep die al jaren wachten op een woning. Daarbij zal iedere zaak op de relevante feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld, waarbij de uitkomst naar gelang de situatie mogelijk anders zal uitvallen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de woning op naam van de partner of een B.V. van de huurder staat, of de situatie waarin de huurder wél deugdelijk kan onderbouwen dat de koopwoning niet voor eigen gebruik beschikbaar is (of kan komen) of dat de huurder de maandelijkse lasten niet zelf zou kunnen dragen. De praktijk zal het uitwijzen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.