Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Per 1 januari 2025 is de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht in werking getreden. Eerder schreven wij een blog over de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen die het gevolg zijn van deze wet. In deze blog staan wij stil bij de noodzaak de vereiste formele aanzegging in dagvaardingen per 1 januari 2025 te wijzigen om aan de huidige wet te voldoen.
Om nietige dagvaarding en mogelijke vertraging in procedures te voorkomen is met name voor de advocatuur van belang dat de verplichte aanzeggingen in de dagvaarding per 1 januari 2025 worden aangepast aan de nieuwe wet. Wat in de aanzeggingen moet staan volgt – net als de overige onderdelen die het exploot van dagvaarding moet vermelden – uit artikel 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aan lid 2 van dit artikel 111 Rv is een onderdeel m toegevoegd, dat luidt:
“m. de in artikel 21 genoemde verplichting en de in artikel 149 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de in de dagvaarding gestelde feiten en rechten door de gedaagde niet of onvoldoende worden betwist.”
Volgens dit nieuwe onderdeel moet een eiser zijn gedaagde(n) in de dagvaarding wijzen op de verplichting van artikel 21 Rv. Die verplichting houdt in dat de voor de beslissing van het geschil van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moet aanvoeren én om de daartoe relevante gegevens in het geding te brengen. Daarnaast moet de eiser de gedaagde(n) ook wijzen op de gevolgen van artikel 149 Rv. Dit houdt in dat wanneer de gedaagde(n) de door de eiser in de dagvaarding gestelde feiten en rechten niet of onvoldoende betwist, de rechter deze feiten in beginsel als vaststaand zal beschouwen.
Neemt de eiser voornoemde onderdelen niet op in zijn dagvaarding, dan leidt dat volgens artikel 120 Rv tot nietigheid van de dagvaarding. De dagvaarding heeft dan geen waarde meer. De nietigheid kan eventueel nog vóór de eerste roldatum worden hersteld met een herstelexploot.
Om aan de nieuwe verplichtingen van artikel 111 lid 2 onderdeel m Rv te voldoen heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) de volgende voorbeeldtekst opgesteld, die bij de aanzeggingen kan worden opgenomen:
“Dat de eisende en de gedaagde partij verplicht zijn om de feiten die van belang zijn voor de beslissing van de rechter volledig en naar waarheid aan te voeren;
Dat de rechter de gestelde feiten of rechten die door een partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, als vaststaand moet beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.”
Of ook rechters menen dat met deze tekst voldaan wordt aan de nieuwe verplichtingen, zal de praktijk moeten uitwijzen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.