Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Bestuursorganen nemen aan de lopende band besluiten die rechtsgevolgen hebben voor burgers en bedrijven en waartegen belanghebbenden op kunnen treden via de bezwaar- en beroepsprocedures. Maar wat gebeurt er als een bestuursorgaan (zoals de gemeenteraad) zélf zijn besluit wil aanvechten? Kan het dan zelf beroep bij de rechtbank instellen tegen zijn eigen besluit? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft hierover recentelijk, op 8 oktober 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:4610), geoordeeld.
De gemeenteraad van Oss stelde in april 2020 het bestemmingsplan “Buitengebied Oss – 2020” vast. Verschillende partijen, waaronder burgers en het college van gedeputeerde staten, stelden hiertegen beroep in bij de Afdeling. In een tussenuitspraak van 10 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2823) wees de Afdeling op verschillende gebreken in het plan en droeg de raad op deze te herstellen. Het ging onder meer om concrete planregels, functietoewijzingen van percelen en de verwerking van specifieke initiatieven.
In december 2024 nam de gemeenteraad een herstelbesluit, waarbij het bestemmingsplan integraal werd aangepast om (grotendeels) aan de aanwijzingen van de Afdeling te voldoen.
Tot ieders verrassing stelden vervolgens de gemeenteraad én de gemeente Oss zelf beroep in tegen het eigen herstelbesluit. De Afdeling werd gevraagd te beoordelen of de gemeenteraad (het bestuursorgaan) en de gemeente (de rechtspersoon) in dit geval beroep konden instellen tegen het besluit van de gemeenteraad zelf.
De gemeente (lees: de gemeenteraad en de gemeente) heeft beroep ingesteld tegen het eigen genomen herstelbesluit. De zorg was dat dit herstelbesluit onbedoeld een te ruime werking had: de gemeente vreesde dat meerdere zogenoemde postzegelplannen (kleine, afzonderlijke bestemmingsplannen) door het herstelbesluit waren overschreven. Deze postzegelplannen liggen binnen het gebied van het betreffende bestemmingsplan en maken woningbouw op enkele percelen mogelijk. De raad had niet de bedoeling dat deze plannen door het herstelbesluit zouden worden geraakt of ongeldig gemaakt.
De Afdeling is helder in haar oordeel: het stelsel van beroep in het bestuursrecht is bedoeld om belanghebbenden rechtsbescherming te bieden tegen overheidshandelen. Dit rechtsmiddel is niet gegeven om een bestuursorgaan de mogelijkheid te bieden een door hemzelf genomen besluit ongedaan te maken. De gemeenteraad kan dus niet tegen zijn eigen herstelbesluit beroep instellen.
Ook daar is de Afdeling helder: de gemeente is geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb bij het herstelbesluit. De belangen van de gemeente zijn immers niet rechtstreeks geraakt. Het enige belang dat de gemeente heeft, is dat van de gemeenteraad zelf, namelijk het wegnemen van ongewenste effecten van het herstelbesluit. Aangezien de burgemeester volgens artikel 171 Gemeentewet de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigt, is het aan hem of haar om met de gemeenteraad af te stemmen hoe het gezamenlijke belang in dit geval kan worden gediend, waarna de gemeenteraad daaraan door middel van een nieuw of gewijzigd besluit uitvoering kan geven. De gemeente is daarom geen belanghebbende bij het herstelbesluit.
De Afdeling verklaarde de beroepen van de gemeenteraad en de gemeente tegen het herstelbesluit niet-ontvankelijk. Het beroep was juridisch niet mogelijk omdat een bestuursorgaan niet tegen een eigen besluit kan procederen en omdat, de rechtspersoon, de gemeente geen belang had bij het besluit van de gemeenteraad. Deze heldere structuur in het bestuursrecht is er ook niet voor niets. Als bestuursorganen wel zelf beroep zouden kunnen instellen tegen hun eigen besluiten zou dat het systeem van rechtsbescherming in het bestuursrecht fundamenteel op zijn kop zetten. Buiten het feit dat de weg naar de rechter gebruikt zou kunnen worden om eigen fouten en beleidswijzigingen te corrigeren, zou het ook een bijzondere situatie opleveren in de verhouding eiser/verweerder. Uiteindelijk zal het vertrouwen in de overheid geschaad worden als zij tegen zichzelf zou kunnen procederen, met alle gevolgen van dien: uiterst onwenselijk.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.