icon

Boetebeleid gemeente Amsterdam inzake vakantieverhuur wederom onder vergrootglas

In een recente uitspraak van 21 augustus 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3416) oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de ‘Afdeling’) dat het gehanteerde boeteregime van de gemeente Amsterdam bij de overtreding van de voorwaarden van vakantieverhuur van woningen hanteert niet evenredig is. De boetetabel behorende bij de Huisvestingsverordening van de gemeente Amsterdam heeft de Afdeling daarom in zoverre onverbindend verklaard.

Overigens is dit niet de eerste keer dat de Afdeling heeft ingegrepen in boetebeleid van de gemeente Amsterdam inzake vakantieverhuur. Eerder schreven wij al een blog over een aantal uitspraken van de Afdeling in 2020 waarin – kort samengevat – werd geoordeeld dat het Amsterdamse boetebeleid geen ruimte bood voor differentiatie waardoor altijd standaard de maximale boete werd opgelegd. Naar aanleiding daarvan ging de gemeenteraad Amsterdam over tot de opname van nieuw boetebeleid in haar Huisvestingsverordening. Daar informeerde wij u over met onze blogs in 2021 en 2022.

Streng beleid gemeente Amsterdam

Sinds enkele jaren voert de gemeente Amsterdam streng beleid tegen het verhuur van woningen aan toeristen. Aanleiding voor het strenge beleid is de aanhoudende overlast als gevolg van de toename aan toeristen in Amsterdam. Daarnaast droeg de ongecontroleerde vakantieverhuur op onwenselijke wijze bij aan de stijgende huizenprijzen.

Op basis van de huidige Huisvestingsverordening Amsterdam is het verboden om voor meer dan dertig nachten een woonruimte in gebruik te geven voor vakantieverhuur. Bij vakantieverhuur mag bovendien slechts aan een maximum van vier personen onderdak worden geboden.

Voor zover niet aan de voorschriften inzake vakantieverhuur wordt gehouden, bestaat er op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam de bevoegdheid om boetes op te leggen, waarbij een (boete)plafond van € 21.750,- wordt gehanteerd.

Uitspraak

In de zaak die bij de Afdeling voorlag was appellante beboet vanwege het feit dat zij haar woning had verhuurd aan vijf toeristen in plaats van het maximum van vier. Deze overtreding leidde ertoe dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam appellante conform haar boeteregime een boete van € 11.600,- had opgelegd.

In het beroep van appellante zag de rechtbank aanleiding om het boetebedrag te matigen met 25% tot een naar haar oordeel passend en evenredig bedrag van € 8.700,-. Hiertoe overwoog de rechtbank dat sprake is van overschrijding van één persoon en er geen klachten zijn binnengekomen, zodat de gevolgen van de overtreding in deze zaak minder verstrekkend zijn voor het leefbaar houden van de stad, dan de gevolgen van bijvoorbeeld vakantieverhuur aan vijf (of meer) personen waarbij wel een klacht van overlast is binnengekomen. De appellante kon zich desalniettemin niet verenigen in de uitspraak van de rechtbank en besloot daarop hoger beroep in te stellen bij de Afdeling.

De Afdeling gaat uiteindelijk mee in het betoog van appellante en oordeelt dat ook de boete van € 8.700,- te hoog is. Volgens de Afdeling heeft de gemeenteraad haar boetebeleid onvoldoende gedifferentieerd door alleen onderscheid te maken naar type overtreding en niet bijvoorbeeld ook onderscheid te maken tussen woningonttrekking met en zonder bedrijfsmatig karakter, of differentiatie te maken in de omvang de specifieke overtreding of bij recidive.

De noodzaak om die differentiatie wel te maken, klemt volgens de Afdeling te meer aangezien het algemene niveau van de boetes in Amsterdam hoog is.

Doordat na te laten is het gevolg daarvan dat burgers die soms onbewust of per ongeluk, of slechts een enkele maal een regel overtreden, steeds direct worden geconfronteerd met een hoge boete, die hen in ernstige financiële problemen kan brengen, terwijl de ernst en omvang van de overtreding die hoge boete niet steeds rechtvaardigt.

De Afdeling verklaart om die reden dan ook de door de gemeente Amsterdam gehanteerde boetetabel onverbindend en stelt de boete voor appellante – aangezien zij immers wel in strijd heeft gehandeld met één van de voorwaarden voor vakantieverhuur – vast op een boete van € 2.900,- zijnde 25% van het oorspronkelijke boetebedrag.

Gevolgen uitspraak Afdeling

Doordat de Afdeling het boetebeleid van de gemeente Amsterdam inzake vakantieverhuur onverbindend heeft verklaard, zal de gemeenteraad genoodzaakt zijn om haar boetebeleid in de Huisvestingsverordening Amsterdam daarop aan te passen.

Afsluitend

De recente uitspraak van de Afdeling toont aan dat het boetebeleid van de gemeente Amsterdam inzake het vakantieverhuur nog steeds niet waterdicht is. Het instellen van bezwaar en/of beroep tegen opgelegde boetes ter zake van vakantieverhuur kan dus tot aanzienlijke verlaging van de opgelegde boete(s) leiden.

Mocht u vragen hebben omtrent het boetebeleid inzake vakantieverhuur, voel u dan vrij contact met ons daarover op te nemen.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Boetebeleid gemeente Amsterdam inzake vakantieverhuur wederom onder vergrootglas

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief