Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Naar verwachting zal in 2021 de Omgevingswet in werking treden. De Omgevingswet vormt samen met onder meer het Omgevingsbesluit en het Besluit bouwwerken leefomgeving het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht. De Invoeringswet Omgevingswet is de begeleidende wet bij de Omgevingswet. Het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet is op 9 maart jl. door de Tweede Kamer met ruime meerderheid aangenomen.
De Invoeringswet Omgevingswet bevat technische aspecten om de overgang van het huidige wettelijke stelstel naar het nieuwe stelsel de Omgevingswet goed te laten verlopen. Ook omvat de Invoeringswet Omgevingswet nieuwe onderwerpen die aan de Omgevingswet moeten worden toegevoegd, bijvoorbeeld ingegeven door voortschrijdend inzicht. In dit blog wordt ingegaan op het onderdeel participatie in de Invoeringswet Omgevingswet.
Participatie staat volop in de belangstelling. Eerder schreven wij al over de participatie bij grootschalige windparken. In de Omgevingswet neemt participatie een belangrijke rol in. Toch vonden enkele Kamerleden de participatie in de Omgevingswet te vrijblijvend, als gevolg waarvan zij twee amendementen indienden. Deze amendementen met betrekking tot de verankering van participatie in het nieuwe omgevingsrechtstelsel zijn aangenomen en zullen in het onderstaande besproken worden.
Het eerste amendement strekt er toe een zevende lid aan artikel 16.55 van de Omgevingswet toe te voegen:
“De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarbij participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een dergelijke activiteit kan worden gedaan.”
In een reactie op dit amendement onderschrijft de minister het belang van participatie. Desondanks blijft zij bij haar eerdere standpunt. De minister acht het niet mogelijk om één passende maatregel vast te stellen. Desondanks werd het amendement dus aangenomen.
Een gemeenteraad kan straks op basis van de wettelijke grondslag in haar omgevingsplan aangeven voor welke activiteiten burgerparticipatie verplicht is in het vergunningsverleningsproces. Indien niet wordt voldaan aan de eis van participatie, is de aanvraag niet compleet. De initiatiefnemer kan dan door het bevoegd gezag in de gelegenheid worden gesteld om dit verzuim te herstellen. Daarna kan het bevoegd gezag besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor de aanvraag. Het amendement stelt overigens dat de aanvrager moet aantonen dat hij aan participatie heeft gedaan, niet is gezegd (uiteraard) dat er ook daadwerkelijk belanghebbenden gereageerd moeten hebben.
Met het tweede amendement werd voorgesteld dat aan artikel 16.65 van de Omgevingswet een vierde lid wordt toegevoegd, waarin in de mogelijkheid wordt voorzien om het bevoegd gezag zelfstandig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb (de ‘uitgebreide procedure’) van toepassing te laten verklaren op de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (dit houdt de aanvraag in van een ontwikkeling die afwijkt van het omgevingsplan).
In artikel 16.62 van de Omgevingswet is opgenomen dat de toepassing van de reguliere procedure bij de voorbereiding van een beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning het uitgangspunt is. Voor een beperkt aantal activiteiten werd nog de uitgebreide procedure voorgeschreven. Het gaat dan met name om activiteiten waarvoor het op grond van internationaalrechtelijke of Europeesrechtelijke verplichtingen noodzakelijk is dat in de voorbereidingsprocedure een geformaliseerde mogelijkheid is opgenomen tot het indienen van zienswijzen door een ieder. Tevens kon de uitgebreide procedure toegepast worden op verzoek van of met instemming van de aanvrager.
Het (in beginsel) standaard maken van de reguliere procedure voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit was een wijziging ten opzichte van het huidige stelsel, waarin voor buitenplanse afwijkingen van het bestemmingsplan doorgaans de uitgebreide procedure doorlopen moet worden. Met deze wijziging zou de Omgevingswet een versnelling van procedures opleveren ten opzicht van het huidige stelsel. Met het aannemen van het tweede amendement is dit uitgangspunt dus iets afgezwakt. De mogelijkheid tot het van toepassing verklaren van de uitgebreide procedure is overigens wel beperkt tot activiteiten die aanzienlijke gevolgen hebben of kunnen hebben op de fysieke leefomgeving en waar naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen hebben.
Het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet moet nog goedgekeurd worden door de Eerste Kamer. Wij houden u uiteraard op de hoogte van de ontwikkelingen omtrent de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet.
Dit artikel is mede tot stand gekomen door bijdragen van Marcel Beekman, momenteel als werkstudent verbonden aan Wieringa Advocaten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.