Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
Een private partij is niet verplicht om een aanbestedingsprocedure te organiseren. Ondernemers organiseren echter steeds vaker een aanbesteding of tender om een opdracht te gunnen. Het kan dan zijn dat de aanbestedende ondernemer zich toch aan de aanbestedingsbeginselen – zoals het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling van partijen – moet houden, en daardoor vrijheid in de procedure verliest.
In een recente uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter van rechtbank Limburg dat een stichting die een private aanbesteding heeft georganiseerd niet gehouden was aan de beginselen van het aanbestedingsrecht. Wel wordt de stichting op grond van de precontractuele redelijkheid en billijkheid gehouden de opdracht te gunnen aan de partij die zij bij nader inzien wenste uit te sluiten.
In het arrest KLM/Crombeen heeft de Hoge Raad bepaald dat bij een private aanbesteding sprake is van contractsvrijheid en dat als uitgangspunt geldt dat het aanbestedingsrecht niet van toepassing is. Dit betekent dat de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de inschrijver uitsluitend wordt beheerst door de precontractuele redelijkheid en billijkheid. Dit is echter anders als inschrijvers redelijkerwijs erop mochten vertrouwen dat de aanbestedingsbeginselen in acht zouden worden genomen. Of dat vertrouwen gerechtvaardigd is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval zoals: het bij de aanbesteding gehanteerde programma, de gehanteerde (rand)voorwaarden en de hoedanigheid van partijen.
In de onderhavige zaak heeft de stichting het aanbestedingsrecht niet uitdrukkelijk uitgesloten, maar ook niet expliciet van toepassing verklaard. De wijze waarop de opdracht in de markt werd gezet heeft verschillende kenmerken van een meervoudig onderhandse aanbesteding. Zo werd een bestek onder RAW-systematiek gehanteerd en een typisch aanbestedingsrechtelijke woordkeus in de aanbestedingsdocumenten en correspondentie. Voorts wijst de in het voortraject getoonde transparantie naar alle geselecteerde bedrijven inzake de betrokken organisatie bij het ontwerp van het bestek erop dat de stichting de door haar geselecteerde bedrijven gelijk wenste te behandelen, zoals in het aanbestedingsrecht gebruikelijk is. Tegelijkertijd ontbraken een aantal kenmerkende aanbestedingsrechtelijke elementen, zoals een vragenronde met een Nota van Inlichtingen, een gemotiveerde gunningsbeslissing en een Alcateltermijn.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de inschrijver, als ervaren landelijke speler in de markt waarop de aanbesteding zag, er in alle redelijkheid niet vanuit mocht gaan dat het de wens was van de stichting om zich aan het aanbestedingsrecht te binden. Dit oordeel had best anders uit kunnen vallen, de stichting exploiteert 80 locaties in Limburg en is dus ook geen kleine speler.
Als gezegd gebiedt de voorzieningenrechter de stichting toch een overeenkomst te sluiten met de betreffende inschrijver. De stichting heeft in de aanbestedingsstukken zonder voorbehoud opgenomen dat de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving recht heeft gedaan recht heeft op gunning van het werk. Na inschrijving werd aan inschrijver medegedeeld at de procedure met hem zou worden voortgezet. De stichting kwam hiervan dus terug, niet op grond van hetgeen opgenomen in de inschrijving, maar als gevolg van gewijzigde inzichten bij de raad van bestuur. Hiermee handelt de stichting in strijd met de regels die zij zelf heeft opgesteld voor de procedure. Dit wordt gekarakteriseerd als het afbreken van onderhandelingen op een moment dat dit op grond van de precontractuele redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De voorzieningenrecht gebiedt de stichting over te gaan tot het sluiten van de overeenkomst met de inschrijver.
Hoewel de aanbestedingsbeginselen op deze aanbesteding niet van toepassing zijn, blijft het van belang dat private aanbesteders, indien zij zich bij de aanbesteding alle vrijheid van handelen wensen voor te behouden, dit met zoveel woorden opnemen in de aanbestedingsvoorwaarden. Dit zal onduidelijkheid en procedures voorkomen. Daarbij is eveneens van belang het recht voor te behouden om het offertetraject om welke reden dan ook af te breken, om de kans te verkleinen om alsnog gedwongen te worden een ongewenste overeenkomst aan te gaan.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.