Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Met de Reparatiewet BZK 2014 (voluit: Wet van 19 november 2014 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is op 29 november 2014 de gewijzigde Woningwet in werking getreden. De wijziging heeft onder andere betrekking op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening (artikel 8 lid 5 Woningwet). De stedenbouwkundige voorschriften moeten vanaf inwerkingtreding van de Reparatiewet in het bestemmingsplan zelf geregeld worden. Stedenbouwkundige voorschriften die in de bouwverordening konden worden geregeld zijn bijvoorbeeld de verplichting dat ten behoeve van het parkeren van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht bij een gebouw (artikel 2.5.30 Model Bouwverordening) en de maximaal toegestane bouwhoogte (artikel 2.5.24 Model Bouwverordening).
Met de Reparatiewet werd voorzien in overgangsrecht (artikel 133 Woningwet). De strekking hiervan is een overgangsperiode tot 1 juli 2018 voor op 29 november 2014 geldende bestemmingsplannen (voor zover het bestemmingsplan die onderwerpen niet regelt) en voor gebieden waar geen bestemmingsplan geldt. Na 1 juli 2018 verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevingsvergunning aan te toetsen.
Over ruim drie maanden moeten alle bestemmingsplannen dus zijn herzien door de benodigde stedenbouwkundige voorschriften daarin op te nemen (individueel of middels een ‘paraplu’ bestemmingsplan). Voor gebieden waar geen bestemmingsplan geldt en het wel gewenst is om aanvragen aan stedenbouwkundige voorschriften te kunnen toetsen, moet een bestemmingsplan worden vastgesteld.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.