Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Op grond van artikel 350 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt de hoofdregel dat het instellen van hoger beroep als gevolg heeft dat de tenuitvoerlegging van een beslissing die in een vorige instantie is gegeven wordt geschorst. Als een beslissing daarentegen uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, betekent dit dat de veroordeelde partij desgevraagd meteen aan het vonnis moet voldoen, ongeacht of zij nog in hoger beroep kan. Het hoger beroep ‘schorst’ de tenuitvoerlegging in dat geval niet. Een eisende partij verzoekt dus doorgaans om in afwijking van de hoofdregel een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Wanneer door gedaagde geen verweer wordt gevoerd op deze vordering, zal de rechter in de regel het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Artikel 234 Rv bepaalt dat indien een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dit alsnog kan worden gevorderd bij incidentele vordering in hoger beroep. In artikel 351 Rv is de omgekeerde variant opgenomen: in hoger beroep kan bij incident gevorderd worden dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis in eerste aanleg wordt geschorst.
In een recent arrest oordeelde hof Den Haag over een incidentele vordering om hangende de appelprocedure het vonnis van de kantonrechter alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De kantonrechter had in eerste aanleg onder andere huurovereenkomsten ontbonden en gedaagde veroordeeld het gehuurde te ontruimen op straffe van een dwangsom, de huurachterstand te betalen en schadevergoeding toegekend voor iedere maand dat gedaagde het gehuurde in zijn bezit zou houden tot ontruiming. Daarnaast werd gemotiveerd beslist om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, waartegen de incidentele vordering van de verhuurder is gericht.
De Hoge Raad heeft bepaald dat indien een vordering wordt gedaan om een beslissing die in een vorige instantie is gegeven alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, onder meer het volgende heeft te gelden:
In onderhavige zaak past het hof de door de Hoge Raad geformuleerde algemene regels toe. Verhuurder voert aan dat hij groot belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat voorkomen moet worden dat de schade bestaande uit het niet betalen van de huurpenningen nog verder oploopt. Het hof overweegt daaromtrent dat het niet betalen van de huur zodat de huurachterstand kan oplopen geen nieuw feit is waarmee de kantonrechter geen rekening heeft kunnen houden. Ook kon de kantonrechter in aanmerking nemen dat huurpenningen verschuldigd zijn totdat de huurovereenkomsten zouden worden ontbonden – welke ontbinding de kantonrechter nu juist (gemotiveerd) niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Met betrekking tot door de verhuurder gestelde aangebrachte vernielingen acht het hof deze stelling onvoldoende onderbouwd. Het hof overweegt dat het niet in gebruik hebben van het gehuurde door huurder wel een omstandigheid is waarmee de kantonrechter geen rekening heeft kunnen houden. Echter, ook met betrekking tot deze omstandigheid overweegt het hof dat onvoldoende gesteld is op grond waarvan het hof kan oordelen dat het gerechtvaardigd is om van de beslissing van de kantonrechter af te wijken. Het vonnis wordt door het hof dus niet alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De verhuurder zal de beslissing van de kantonrechter pas ten uitvoer kunnen leggen als deze bij arrest van het hof wordt bekrachtigd.
Uit de uitspraak blijkt dat het van groot belang is om een vordering om een gemotiveerde beslissing die in een vorige instantie is gegeven alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren uitvoerig te onderbouwen met nieuwe feiten en nadrukkelijk stil te staan bij het belang van uitvoerbaar bij voorraadverklaring dat die nieuwe feiten specifiek met zich brengen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.