Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
De rechtbank Midden-Nederland heeft geoordeeld dat NS Stations B.V. kwalificeert als een aanbestedende dienst en dus onder de reikwijdte van de Aanbestedingswet valt.
De vraag of NS Stations kwalificeert als publiekrechtelijke instelling kwam aan de orde in het kader van concessieovereenkomsten voor de exploitatie van reclamedragers op stations en in stationsgebouwen. NS Stations contracteerde hierover sinds 1998 telkens met dezelfde partij. Vanaf 2008 herhaalde een gegadigde (en concurrent van de partij aan wie de opeenvolgende concessies werden gegund) dat zij geïnteresseerd was in het meedingen naar alle contracten die NS Stations in de markt zet voor het exploiteren van reclameobjecten in de ruimst mogelijke zin. In 2011 heeft de concurrent kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat NS Stations een aanbestedende dienst is en dat zij om die reden concessies door middel van een aanbesteding in de markt diende te zetten.
Vervolgens werd door NS Stations zonder voorafgaande aanbestedingsprocedure eind 2011 een nieuwe concessieovereenkomst gesloten met dezelfde partij met een looptijd tot 2028 en daarna in 2015 een overeenkomst met korte looptijd die sindsdien een of meerdere keren werd verlengd. Daarmee was voor de concurrent de maat vol. In de daaropvolgende procedure bij rechtbank Midden-Nederland werd onder andere een verklaring voor recht gevorderd dat NS Stations kwalificeert als een aanbestedende dienst, meer specifiek een publiekrechtelijke instelling.
In artikel 1.1 Aanbestedingswet is gespecificeerd wanneer sprake is van een publiekrechtelijke instelling. Tussen partijen staat vast dat aan de vereisten van het bezit van rechtspersoonlijkheid en overwegende mate van overheidsinvloed is voldaan. Partijen verschillen van mening over de vraag of ook is voldaan aan het vereiste dat NS Stations specifiek ten doel heeft te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard. NS Stations stelt zich op het standpunt stelt van niet, omdat zij een puur commercieel vastgoedbedrijf is.
De rechtbank gaat na of NS Stations haar activiteiten uitoefent in een concurrentiesituatie. De rechtbank overweegt dat het in dit verband irrelevant is dat NS Stations tevens andere activiteiten met een winstoogmerk verricht, zolang zij zich blijft kwijten van de taken ten behoeve van het algemeen belang die haar specifiek zijn opgedragen. Evenmin is het aandeel van de met een winstoogmerk uitgeoefende activiteiten in de algehele activiteiten van deze entiteit voor de kwalificatie ervan als publiekrechtelijke instelling relevant.
In de statuten van NS Stations is opgenomen dat NS Stations is opgericht met als doel “het exploiteren en beheren van treinstations”. Aan de orde is dus de vraag of het beheren en exploiteren van stations voorziet in behoeften van algemeen belang. De rechtbank overweegt dat het stationsgebouw/de stationshal en de transferruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en samen het station vormen. NS Stations zal in het kader van haar beheerstaak de transferfunctie dienen te waarborgen. Het waarborgen van de hiervoor aan het openbaar vervoer verbonden transferfunctie is naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar een activiteit die voorziet in behoeften van algemeen belang. Daarnaast geldt nog dat NS Stations als (mede) beheerder van de stations ook ervoor zal moeten zorgdragen dat de stations schoon en veilig worden gehouden. Ook deze onder het beheer vallende activiteit is naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar een activiteit die voorziet in behoeften van algemeen belang.
Vervolgens moet worden vastgesteld of deze behoeften van algemeen belang, het waarborgen van de transferfunctie en het ten behoeve van reizigers schoon en veilig houden van het station, al dan niet van industriële of commerciële aard zijn. In de sector waarvoor NS Stations is opgericht, die van het exploiteren en beheren van treinstations, neemt NS Stations een monopolypositie in. Aan het criterium van het bestaan van een sterke concurrentie is dus naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet voldaan.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beheren van stations door NS Stations voorziet in een behoefte van algemeen belang anders dan van industriële of commerciële aard. Dit betekent dat aan alle vereisten is voldaan om als een publiekrechtelijke instelling te worden gekwalificeerd. NS Stations is daarmee een aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet.
Concessieovereenkomsten moeten sinds 1 juli 2016 op grond van de Aanbestedingswet worden aanbesteed. De concessieovereenkomst met een looptijd tot 2028 ontspringt daarmee de dans, net als de in 2015 gesloten overeenkomst met korte looptijd (en tevens wordt geoordeeld dat geen sprake was van een duidelijk grensoverschrijdend belang). Dit geldt niet voor de verlenging van de overeenkomst met korte looptijd. De rechtbank draagt NS Stations op om informatie te overleggen over verlenging van de bestaande concessieovereenkomst(en) na 1 juli 2016, zodat de rechtbank kan beoordelen of NS Stations de betreffende overeenkomst had moeten aanbesteden. De zaak krijgt op dit punt dus nog een vervolg.
Deze uitspraak is interessant voor partijen die met NS Stations contracteren en/of wensen te contracteren over onder de reikwijdte van de Aanbestedingswet vallende opdrachten. Immers, in de toekomst zullen die opdrachten moeten worden aanbesteed en tot maximaal 6 maanden na de dag waarop een overeenkomst is gesloten kan de overeenkomst door de rechter worden vernietigd wanneer blijkt dat die in strijd met de Aanbestedingswet buiten mededinging tot stand is gekomen. Indien de termijn voor vernietiging reeds ongebruikt is verstreken staat een ondernemer niet met lege handen, het is in dat geval nog mogelijk om een schadevergoedingsactie in te stellen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.