Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 2 juni jl. bepaalde de Hoge Raad dat aan de ondernemingsraad (“OR”) het adviesrecht van artikel 25 WOR toekomt bij een verkoop van activa door de curator in het kader van een voorzetting of doorstart van de onderneming, “waarbij het vooruitzicht bestaat van behoud van arbeidsplaatsen”.
Het arrest van de Hoge Raad is baanbrekend. In de wet en parlementaire geschiedenis is het onderwerp niet besproken. De Hoge Raad verklaart artikel 25 WOR van toepassing bij doorstart tijdens faillissement omdat de curator de bevoegdheden van de ondernemer uitoefent.
Curator is ondernemer
Niet eerder, naar mijn weten, kwalificeerde de Hoge Raad de curator als ondernemer. Pas in het Nieuw Plancius-arrest uit 1937 (HR 27 augustus 1937, NJ 1938/9) bepaalde de Hoge Raad, enkele decennia na invoering van de Faillissementswet, dat de curator niet enkel bevoegd is tot liquidatie van afzonderlijke activa van de onderneming.
In het onderhavige arrest windt de Hoge Raad er geen doekjes om. De Hoge Raad stelt het volgende:
Voor zover het faillissementsrecht dat meebrengt, oefent de curator tijdens het faillissement de bevoegdheden van de ondernemer uit en is hij als zodanig op een lijn te stellen met de ondernemer in de zin van de WOR.
De curator is ondernemer. De Hoge Raad verankert hiermee de bevoegdheid van de curator verder om tot de doorstart van een onderneming te besluiten.
Behoud van arbeidsplaatsen?
De Hoge Raad lijkt het adviesrecht van de OR afhankelijk te stellen van het feit of bij de doorstart sprake is van het vooruitzicht van behoud van arbeidsplaatsen. Deze voorwaarde wijkt af van de wet. Volgens artikel 25 lid 1 sub a WOR geldt het adviesrecht van de OR onverkort, ingeval van overdracht van de zeggenschap over een (onderdeel van de) onderneming.
Doorstart na faillissement
Onlangs oordeelde A-G al dat bij een pre pack ook in faillissementssituaties arbeidsovereenkomsten op grond van de Richtlijn 2001/23 overgaan met de onderneming. Het onderhavige arrest voegt daaraan toe dat de OR bij dergelijke “voorgekookte” doorstartplannen een adviesrecht heeft. Alvorens de pre pack beklonken wordt, dient het advies van de OR ingewonnen te worden.
Uit het vorenstaande volgt dat de vraag rijst hoe (hoge) salariskosten van werknemers bij een pre pack zich verhouden tot het gezamenlijk belang van schuldeisers in een faillissement. Het voert te ver om op deze vraag in te gaan in dit blog.
Adiba Bouichi is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.