Praktijkgebieden: Arbeidsrecht, Medezeggenschap
Werkgevers zijn verplicht om een ondernemingsraad in te stellen indien zij in de regel ten minste 50 werknemers in dienst hebben.
Conform artikel 36 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is iedere belanghebbende (dus werknemers en bijvoorbeeld vakbonden) bevoegd de kantonrechter te verzoeken te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te geven aan hetgeen krachtens de WOR is bepaald omtrent het instellen van een ondernemingsraad. Een artikel 36 WOR procedure zal meestal leiden tot een verplichting van de ondernemer om een ondernemingsraad in te stellen indien aan de criteria van de WOR is voldaan, zo ondervond ook een producent van energie-, warmte- en waterverbruikmeters.
Het bedrijf had tot 2011 een ondernemingsraad ingesteld. Wegens gebrek aan animo – er werden geen werknemers bereid gevonden om zich verkiesbaar te stellen – werd de ondernemingsraad opgeheven en werd op andere wijze voorzien in een vorm van medezeggenschap en/of raadpleging.
In 2013 stuurde FNV bondgenoten de werkgever een brief, waarin zij werd gesommeerd om haar wettelijke verplichting tot instellen van een ondernemingsraad na te komen. De werkgever vond dat onzin gezien de bekende desinteresse van haar werknemers. Desalniettemin werd een enquête onder het personeel gehouden, waaruit wederom weinig animo volgde. Slechts 3 werknemers bleken op voorhand bereid te zijn om in de ondernemingsraad plaats te nemen. Conform artikel 6 WOR zou deze werkgever een ondernemingsraad met minstens 5 leden moeten instellen.
De FNV startte een 36 WOR procedure. In eerste aanleg verklaarde de kantonrechter FNV niet ontvankelijk, omdat zij geen belanghebbende in de zin van de WOR zou zijn.
In hoger beroep gaat het Hof Den Haag in op de uitleg van het begrip belanghebbende. Het Hof citeert uit de wetsgeschiedenis, waaruit volgt dat met dat begrip “niet alleen begrepen kunnen zijn de in de betrokken onderneming of bedrijfstak werkzame organisaties van werknemers, die in de onderneming leden hebben, maar ook individuele werknemers die in de onderneming werkzaam zijn, de ondernemingsraad en de ondernemer zelf(..)”.Naar het oordeel van het hof is FNV als belanghebbende aan te merken. FNV stelt zich blijkens haar statuten tot doel werknemersmedezeggenschap te bevorderen en zij heeft leden in de betreffende onderneming. FNV heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat 20% van de werknemers lid is van FNV en dat in ieder geval een aantal van hen prijs stelt op het instellen van een ondernemingsraad. Aldus heeft FNV een redelijk en eigen belang om in haar verzoeken te worden ontvangen.
Voorts stelde de werkgever dat het Hof dan nog de vordering van FNV niet zou moeten toewijzen, omdat haar werknemers immers al hadden laten weten niet (met genoeg man) bereid te zijn deel te nemen aan de ondernemingsraad. Bovendien was er al een alternatieve vorm van medezeggenschap door de werkgever gecreëerd, waar de werknemers wel aan meewerkten. Dat ontslaat volgens het Hof de werkgever nog niet van zijn wettelijke verplichting een ondernemingsraad in te stellen. De alternatieve vorm bood bovendien niet de middelen om bij niet gevolgde adviezen in rechte op te komen tegen de onderneming, hetgeen een ondernemingsraad wel kan. Het Hof rekent de werkgever zwaar aan dat zij zelfs had geweigerd om verkiezingen uit te schrijven. Wie zegt dat er zich dan niet toch meer kandidaten zouden melden?
De ondernemer (werkgever) werd veroordeeld tot het instellen van een ondernemingsraad en onder verbeurte van een dwangsom verkiezingen uit te schrijven. Nu maar hopen dat er zich toch kandidaten melden. Overigens liet het Hof weten dat in dat geval “de goede werking van de WOR vergt” dat de ondernemer instemt met een ondernemingsraad van 3 leden.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.