Praktijkgebieden:
De Rechtbank Den Haag heeft recentelijk (uitspraken van 22 juli jl., niet gepubliceerd) een inwoner van Utrecht en een inwoner van Sassenheim veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de gemeente Leiden, wegens het misbruik maken van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is zeer te spreken over deze pioniersrol van Leiden en heeft laten weten geen vergelijkbare zaken te kennen waarin een civiele rechter een gemeentelijke claim voor de gemaakte arbeidskosten in het kader van de Wob honoreert.
Om overheidsorganen te stimuleren tijdig op een Wob-verzoek te reageren, kan een wob-verzoeker, indien een overheidsorgaan niet binnen de wettelijke termijn van twee keer vier weken reageert, een dwangsom eisen. Deze kan oplopen tot een bedrag van € 1.260,-. Van deze mogelijkheid wordt echter nogal eens misbruik gemaakt. De gemeente Leiden is naar eigen zeggen onnodig veel tijd kwijt aan valse Wob-verzoeken en heeft derhalve de ongebruikelijke weg via de civiele rechter bewandeld en een schadevergoeding gevorderd van twee ‘veel-verzoekers'.
Het geschilDe gedaagden in deze procedures maakten in de aanhef van hun brieven niet duidelijk dat het om Wob-verzoeken ging. Zo had één van de gedaagden, de man uit Utrecht, de gemeente op 11 april 2014 een verzoek om toezending van informatie gedaan met bovenaan zijn brief het kenmerk ‘ambtenaren'.
Zijn brief begint met een grote hoeveelheid informatie over wat er precies onder een ambtenaar wordt verstaan. Vervolgens vraagt hij op de tweede pagina van de brief om openbaarmaking op grond van de Wob van de salarissen van ambtenaren. Daarna vervolgt hij zijn brief met nog meer algemene informatie over ambtenaren.
Een aantal weken later, op 10 mei 2014, doet hij de gemeente opnieuw een brief toekomen met het kenmerk ‘ambtenaren'. Onderaan de eerste pagina van deze brief vermeldt de verzoeker, te midden van de overige tekst: “Op 11 april van dit jaar heb ik u een brief gestuurd. De beslistermijn daarvan is verstreken. Ik wens binnen 14 dagen een besluit.”
Het college van B&W laat de verzoeker bij brief van 20 mei 2014 weten dat zij geen besluit in de zin van de Wob zal nemen, daar de gevraagde informatie reeds op de website van de gemeente openbaar is gemaakt.
Door dergelijke verzoeken te doen, hebben de man uit Sassenheim en de man uit Utrecht misbruik gemaakt van de Wob dan wel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en handelen zij onrechtmatig, aldus de gemeente. De gemeente vordert in een civielrechtelijke procedure schadevergoeding voor het aantal uren dat ambtenaren onnodig hebben moeten besteden aan het herkennen en verwerken van verzoeken om informatie en ingebrekestellingen van de beide heren. Daarnaast vordert de gemeente een verbod voor de verzoekers om in de toekomst meer dan twee Wob-verzoeken per maand bij de gemeente in te dienen, dan wel een gebod om in de toekomst bij het doen van een Wob-verzoek in de aanhef te vermelden dat het een Wob-verzoek betreft.
De beoordelingDe rechtbank gaat allereerst in op de vraag of de verzoekers onrechtmatig jegens de gemeente hebben gehandeld. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de Wob-verzoeken en de ingebrekestellingen van de verzoekers reeds zijn beoordeeld door het college en het college heeft besloten dat er sprake is van misbruik van recht. Daar de verzoekers deze besluiten niet bij de bestuursrechter hebben aangevochten, zijn de besluiten onherroepelijk geworden en staat vast dat verzoekers met hun Wob-verzoeken en ingebrekestellingen misbruik van recht hebben gemaakt, aldus de rechtbank.
Bij deze overweging kunnen naar mijn mening vraagtekens worden gezet: het onherroepelijk geworden besluit ziet op de weigering om de gevraagde informatie op grond van de Wob beschikbaar te stellen. Daarbij is in mijn ogen niet gegeven dat eventuele overwegingen die daaraan ten grondslag zijn gelegd, in het bijzonder de overweging dat sprake zou zijn van misbruik van recht, ook formele rechtskracht krijgen.
Voor wat betreft het verbod ten aanzien van toekomstige Wob-verzoeken, overweegt de rechtbank dat een ver- of gebod niet verder dient te reiken dan uit oogpunt van doelmatigheid, en rekening houdend met de betrokken belangen, geboden is. Na een afweging van de belangen van de gemeente (inperken van de schade) en het belang van openbaarheid van informatie als bedoeld in de Wob, wijst de rechtbank het gevorderde gebod, om in de aanhef van een Wob-verzoek te vermelden dat het een Wob-verzoek betreft, toe. De gemeente heeft volgens de rechtbank echter onvoldoende belang bij een toewijzing van haar verbodsvordering ten aanzien van het aantal Wob-verzoeken.
Over de door de gemeente gevorderde schadevergoeding oordeelt de rechtbank, na eerder vastgesteld te hebben dat de verzoekers misbruik van recht hebben gemaakt, dat het voldoende onderbouwde deel van de schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komt.
Indien de in deze uitspraken ingeslagen weg wordt voortgezet, dan zou dit een verlaging van het aantal ‘valse' wob-verzoeken met zich mee kunnen brengen. De wob-verzoekers hebben echter nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.