Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Om het faillissement van een debiteur aan te vragen, moet de schuldeiser de rechter ervan overtuigen dat (i) hij een vordering op zijn debiteur heeft, (ii) de debiteur verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen en (iii) dat de debiteur meer dan één schuldeiser heeft (de zogenaamde ‘steunvorderingen'). Is aan deze vereisten voldaan, dan wordt het faillissement uitgesproken.
Is de failliet het met de uitspraak niet eens, dan kan hij in verzet bij de rechtbank (als hij nog niet door de rechter was gehoord) of in hoger beroep bij het gerechtshof (als hij wel was gehoord). De rechtbank in verzet en het gerechtshof in hoger beroep toetsen de bovengenoemde vereisten dan opnieuw. Die toetsing gebeurt ‘ex nunc': de rechter dient uit te gaan van de toestand ten tijde van zijn uitspraak. Hij moet de op dat moment bestaande omstandigheden in aanmerking nemen.
Als de failliet in de periode tussen de faillietverklaring en de uitspraak op het verzet of het hoger beroep de steunvorderingen door een derde laat betalen, en de aanvrager de rechter dus niet meer kan aantonen dat er meer dan één schuldeiser is, is aan de hierboven onder (iii) genoemde eis voor faillietverklaring niet meer voldaan. De rechter behoort het faillissementsvonnis dan te vernietigen.
Als de failliet in de periode tussen de faillietverklaring en de uitspraak op het verzet of het hoger beroep de vordering van de aanvrager door een derde laat betalen, is aan de onder (i) genoemde eis voor faillietverklaring niet meer voldaan. In 2006 bepaalde de Hoge Raad echter dat het gerechtshof dat de zaak in hoger beroep beoordeelt, het faillissementsvonnis dan niet hoeft te vernietigen. De ingetreden faillissementstoestand bepaalt de rechtspositie van de schuldeisers en daarmee verdraagt zich niet dat die toestand kan worden opgeheven door het betalen van één schuldeiser.
Vorige week besliste de Hoge Raad dat dat in verzet anders ligt. Hij oordeelde:
“Het rechtsmiddel van verzet heeft de strekking dat het geding waarin verstek was verleend, op tegenspraak in dezelfde instantie wordt voortgezet. Het biedt de gedaagde die niet was verschenen en daardoor zijn belangen bij de rechter niet kon verdedigen, daartoe alsnog de gelegenheid, hetgeen strookt met het beginsel van hoor en wederhoor (…). Met die strekking van het rechtsmiddel van verzet en met de ingrijpende gevolgen die een faillietverklaring heeft, verdraagt zich niet dat de schuldenaar die zich tegen de bij verstek uitgesproken faillietverklaring wenst te verzetten, bijvoorbeeld met de stelling dat de vordering van de aanvrager niet of niet langer bestaat – welke stelling, indien juist, die aanvrager de bevoegdheid ontneemt het faillissement uit te lokken – bij dat verweer geen baat meer kan hebben.“
De rechtbank die in verzet oordeelt over een reeds uitgesproken faillissement, zal dat faillissement dus moeten vernietigen als de vordering van de aanvrager alsnog is voldaan.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.