Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
In een overheidsaanbestedingsprocedure is het uitgangspunt dat de aanbestedende dienst bij de beoordeling van de inschrijving uitgaat van de inschrijving zoals die bij het sluiten van de inschrijvingstermijn is ontvangen. Hof Den Bosch heeft recent geoordeeld dat bij de uitleg van een onduidelijk begrip in een inschrijving mag worden uitgegaan van de uitleg die de aanbestedende dienst aan het begrip heeft gegeven.
In deze zaak werd door een gemeente een aanbesteding uitgeschreven voor de bouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw en verbouw van een school. Het gunningscriterium is economisch meest voordelige inschrijving. De subgunningscriteria zijn prijs en kwaliteit. Het subgunningscriterium kwaliteit is onderverdeeld in meerdere aspecten, waaronder het aspect “inzet social return”.
In het bestek wordt een toelichting gegeven op het aspect “social return” waaruit volgt dat de gemeente arbeidsdeelname van werkzoekenden en mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt wenst te bevorderen. Voor het behalen van punten voor dit aspect wordt de inschrijver gevraagd een percentage van de aanneemsom op te geven wat ingezet zal worden in het belang van social return.
Eén van de inschrijvers beschrijft de wijze waarop invulling gegeven zal worden aan social return als volgt: “Wij hebben de intentie om met 5% van de aanneemsom invulling te geven aan Social Return“. De gemeente vindt het aangeven van een intentie te vrijblijvend, en kent de inschrijver voor dit onderdeel geen punten toe.
De kern van het geschil is hoe het begrip “intentie” in de inschrijving moet worden uitgelegd. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat uitleg van het begrip ‘intentie' aan de hand van de CAO-norm het gevolg heeft dat geen sprake is van een vrijblijvend aanbod en dat voor dit onderdeel dus wel punten toegekend hadden moeten worden. De voorzieningenrechter heeft de gemeente verplicht om, als de gemeente de opdracht gunt, deze aan de betreffende inschrijver te gunnen nu die in de gewijzigde rangorde als eerste inschrijver te gelden heeft.
Het hof overweegt echter dat het inschrijver zelf is geweest die ervoor heeft gekozen het begrip “intentie” te hanteren, welk begrip tot discussie heeft geleid en ook heeft kunnen leiden. Hoe het begrip ook geduid moet worden, inschrijver heeft door introductie van dit niet volstrekt eenduidige begrip de situatie laten ontstaan waarin de reikwijdte van zijn aanbod niet op voor geen misverstand vatbare wijze kwam vast te staan. De onduidelijkheid van de inschrijving is het gevolg van een tekortschieten in de zorgvuldigheidsplicht bij het opstellen ervan, waaraan zowel deze inschrijver als de andere gegadigden zijn onderworpen. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en de opdracht kan alsnog gegund worden aan de oorspronkelijke winnaar van de aanbesteding.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.