Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
De voorzieningenrechter van rechtbank Noord-Nederland heeft recent geoordeeld dat indien een voorziening dient te worden getroffen als gevolg van een gegunde opdracht die in strijd is met de aanbestedingsbeginselen, gezocht dient te worden naar de voor de gemeenschap goedkoopste oplossing die tevens recht doet aan de belangen van de eisende partij.
In deze zaak werd door een gemeente een meervoudig onderhandse aanbesteding gehouden ter zake van de levering van wegenzout. De gemeente heeft telefonisch bij drie bedrijven een offerte voor het te leveren wegenzout opgevraagd. Na ontvangst van de offertes bericht de gemeente dat de offertes zijn beoordeeld op grond van het gunningscriterium ‘economisch meest voordelige inschrijving gelet op prijs en kwaliteit'. De gemeente laat een van de niet winnende inschrijvers weten dat zijn offerte qua voorwaarden lager scoorde dan de offerte van de winnaar. De reden voor het niet gunnen is dat de inschrijver eigen voorwaarden op de levering van toepassing heeft verklaard, terwijl de winnende inschrijver dit niet heeft gedaan. De inschrijver laat het er niet bij zitten, en daagt de gemeente in kort geding.
De gemeente heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in strijd met diverse aanbestedingsbeginselen gehandeld, die zij als aanbestedende dienst in acht dient te nemen. Ten eerste heeft de gemeente door de opdracht direct te verlenen aan de winnende inschrijver, zonder de ‘standstill-termijn' in acht te nemen, effectieve rechtsbescherming in feite onmogelijk gemaakt. Aldus heeft de gemeente gehandeld in strijd met het gelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel. Ten tweede is de prijs bij de beoordeling van de inschrijvingen niet het enige bepalende criterium geweest, terwijl de gemeente daarover in de procedure niet voldoende duidelijk is geweest. Daarmee heeft de gemeente gehandeld in strijd met het transparantiebeginsel.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het op grond van het voorgaande gerechtvaardigd zou zijn een voorziening te treffen die recht doet aan de positie van de benadeelde inschrijver. Vanuit het perspectief van deze inschrijver gezien zou de meest bevredigende oplossing zijn dat de gemeente wordt veroordeeld om alsnog met haar te contracteren.
Als gezegd heeft de gemeente zonder de ‘standstill-termijn' in acht te nemen met de andere leverancier een overeenkomst gesloten. Aan deze overeenkomst is ten tijde van de zitting ook al volledig uitvoering gegeven. Als gevolg daarvan zou de gemeente bij een veroordeling om alsnog met de benadeelde inschrijver te contracteren de overeenkomst met de andere leverancier moeten ontbinden en het zout moeten terugleveren, in welk geval de gemeente wordt geconfronteerd met een schadevergoeding, of de gemeente zou een tweede partij zout moeten afnemen, wat leidt tot opslagproblemen en extra kosten voor de gemeente. De voorzieningenrechter acht beide oplossingen ongepast, omdat de gemeente gemeenschapsgeld beheert.
De voorzieningenrechter komt tot het volgende oordeel: “Bij het overwegen van deze opties bedenkt de voorzieningenrechter zich dat de gemeente gemeenschapsgeld beheert, wat hem noopt tot het zoeken van de voor de gemeenschap goedkoopste oplossing die tevens recht doet aan de belangen van Eurosalt. Nu de gemeente – ten onrechte – de transactie met Beneluxsalt al geheel heeft afgewikkeld, is die oplossing (slechts) dat Eurosalt schadeloos wordt gesteld. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient de gemeente aan Eurosalt op de voet van art. 6:96 BW een schadevergoeding te voldoen, die in dit geval vooral zal bestaan uit gederfde winst.”
Nu omtrent de hoogte van de geleden schade in de procedure geen informatie ter beschikking is gekomen en daarover dus ook geen debat is gevoerd, kan de gemeente niet worden veroordeeld tot het voldoen van (een voorschot op) een schadevergoeding. De vordering van de benadeelde inschrijver wordt dan ook afgewezen. Dit oordeel is moeilijk te rijmen met de constatering van de rechter dat de gunninsopdracht strijdig is met het aanbestedingsrecht en vormt ook niet bepaald een oplossing voor het geschil. De gemeente komt hier vooralsnog, ondanks alle geconstateerde ongeregeldheden in de procedure, goed weg. De schadevergoeding kan uiteraard nog wel in een bodemprocedure gevorderd worden, waardoor de benadeelde inschrijver uiteindelijk geen nadeel hoeft te ondervinden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.