Praktijkgebieden: Bouwrecht
In de wet staat dat een contractspartij schadeplichtig is nadat die partij in gebreke is gesteld door een schriftelijke aanmaning waarin hem/haar een redelijke termijn is gesteld voor nakoming. In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat een opdrachtgever klaagt over de kwaliteit het werk bij de aannemer, maar dusdanig weinig vertrouwen meer heeft in een juiste uitvoering van het werk, dat de herstelwerkzaamheden worden opgedragen aan een derde partij. De herstelwerkzaamheden worden vervolgens bij de oorspronkelijke aannemer in rekening gebracht. Dat dit zeer riskant is heeft Gerechtshof Den Haag recent weer bevestigd.
Deze zaak draaide om klachten over onder meer de kwaliteit van door aannemer aangebrachte lateien. Opdrachtgever heeft de klachten, buiten aanwezigheid van aannemer, laten onderzoeken door een deskundige. Deze deskundige komt tot de conclusie dat de lateien inderdaad gebrekkig zijn en vervangen moeten worden. Opdrachtgever geeft geen gevolg aan het verzoek van de aannemer om de lateien zelf te mogen onderzoeken, en laat de lateien door een derde partij vervangen. Vervolgens vordert opdrachtgever in rechte schadevergoeding wegens het leveren en aanbrengen van ondeugdelijke lateien.
Het hof wijst de vordering af, omdat opdrachtgever aannemer geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om de gestelde gebreken op te nemen en aannemer evenmin een behoorlijke kans is geboden om zelf voor herstel te zorgen.
Het hof overweegt dat opdrachtgever door deze handelswijze in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen partijen beheerst (artikel 6:2 BW). Als gevolg daarvan is opdrachtgever als schuldeiser van schadevergoeding in verzuim gekomen in de zin van artikel 6:58 BW. Opdrachtgever heeft immers verhinderd dat aannemer de volgens opdrachtgever ondeugdelijk verrichte verbintenis tot levering van lateien alsnog nakwam, zoals bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW. In de eerste plaats behoort daartoe het bieden van een reële mogelijkheid aan de schuldenaar om de aard van de klachten zelf te onderzoeken. Hetzelfde geldt op grond van artikel 7:759 BW voor de gestelde ondeugdelijke montage.
Nu geen redelijke herstelmogelijkheid is geboden, oordeelt het hof dat aan het vereiste voor schadevergoeding niet is voldaan. Het hof oordeelt dat dit ook geldt voor de gevolgschade, nu aannemer heeft gesteld ook die schade (het uithakken en opnieuw inbouwen van de gebrekkige lateien) te hebben willen uitvoeren.
Voor een opdrachtgever is het dus van belang zorgvuldig te handelen indien sprake is van klachten over het geleverde en/of uitgevoerd werk. De aannemer moet in de gelegenheid gesteld worden de aard van de klachten zelf te onderzoeken en een redelijke herstelmogelijkheid worden geboden. Indien aannemer deze mogelijkheid niet wordt geboden, draait opdrachtgever in beginsel zelf op voor de kosten als gevolg van de gestelde niet deugdelijke nakoming van een koop-aannemingsovereenkomst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.