Praktijkgebieden: Overheidsaansprakelijkheid
Een van de hoofdregels bij planschade is dat schade die voorzienbaar is op het moment van aankoop van het onroerend goed op grond van artikel 6.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 juli 2014 volgt dat het moment waarop de koper de koopovereenkomst heeft ondertekend, bepalend is voor de vraag of sprake is van voorzienbaarheid van de planologische verslechtering.
In deze uitspraak oordeelt de Afdeling over een verzoek van een woningeigenaar om tegemoetkoming in planschade als gevolg van de vaststelling van een bestemmingsplan. Vast staat dat het betreffende perceel in waarde is gedaald. De kern van het geschil is of deze waardedaling voor verzoeker voorzienbaar was en deze om die reden door het college voor zijn rekening kon worden gelaten.
In deze zaak heeft koper de koopovereenkomst vijf dagen vóórdat het betreffende bestemmingsplan als voorontwerp ter inzage is gelegd ondertekend. Verkoper heeft de koopovereenkomst echter pas ná ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan ondertekend. Het college betoogt dat voor de vaststelling of sprake is van voorzienbaarheid van de planologische verslechtering uitgegaan moet worden van het moment waarop de overeenkomst door zowel de kopende als de verkopende partij is ondertekend, nu dit de datum is waarop de koop tot stand komt.
De Afdeling gaat hier niet in mee en oordeelt dat voorzienbaarheid verzoeker niet kan worden tegengeworpen, omdat hij op het moment dat hij akkoord ging met de koopprijs van het perceel geen rekening kon houden met de voor het perceel nadelige planologische ontwikkeling. Ook het feit dat verzoeker op grond van artikel 7:2, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek nog de mogelijkheid van ontbinding van de koop had op het moment dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage werd gelegd en dat de koopovereenkomst eerst bindend was nadat ook de verkoper had getekend doen hier naar het oordeel van de Afdeling niet aan af.
De Afdeling oordeelt dan ook dat de door verzoeker geleden schade niet voorzienbaar was en in dit geval dus voor vergoeding in aanmerking komt.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.