Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Al bij eerdere gelegenheden schreven wij over situaties waarin een werkgever een dienstverband wil beëindigen omdat de werknemer te dik is. Dat zijn zonder uitzondering dramatische verhalen. Ik schreef eerder over een te dikke scheepskok die werd ontslagen, en Wikke Kootstra schreef over een zwaarlijvige werknemer die op weg naar de zitting in elkaar zakte en overleed, zodat toen geen uitspraak werd gedaan of zwaarlijvigheid een reden voor ontslag was. Recent is weer zo’n zaak voor de rechter geweest.
Hier ging het om een man die groepsleider was bij een kinderdagcentrum. Hij had super morbide obesitas, wat (kennelijk) betekent een BMI hoger dan 69. Ik heb even zitten rekenen: als hij net zo lang is als ik ben (1.85) moet hij meer dan 240 kilo wegen. Dat beperkte hem uiteraard in zijn beweging; hij kon niet goed met de kinderen op stap. De werkgever had (al vanaf 2007) veel gedaan om de man van zijn overgewicht af te helpen, had aangeboden kosten van psychologische of medische begeleiding te betalen als dat het budget van de man te boven zou gaan, maar dit had niet geleid tot vermindering van diens gewicht. De man was in het verleden wel ziek geweest, maar was dat niet ten tijde van de behandeling van het ontbindingsverzoek.
De rechter ontbond inderdaad de arbeidsovereenkomst. De rechter was van oordeel dat de man door zijn zwaarlijvigheid niet kon voldoen aan de eisen die zijn functie stelde. Opmerkelijk daarbij is dat de rechter – overigens: evenals werkgever én werknemer – van oordeel was dat sprake was van een chronische ziekte, en chronische ziekte is een discriminatieverbod. Een verband tussen de chronische ziekte en het ontslag is onmiskenbaar (het was nu juist de reden dat hij werd ontslagen), maar de rechter was van oordeel dat het feit dat de man niet aan de functie-eisen kon voldoen én dat er geen zicht was op enige verbetering binnen afzienbare termijn betekende dat de arbeidsovereenkomst toch kon worden ontbonden.
De werknemer kreeg daarbij wel een vergoeding mee, maar lager dan factor 1. Hij was vanaf 1981 in dienst – 35 jaar! – en kreeg acht maandsalarissen mee. De rechter spreekt in de beschikking geen verwijt aan hem uit, maar wijst met name op de inspanningen die de werkgever zich heeft getroost om het ontslag te voorkomen.
Als je het verhaal zo leest is wel voor te stellen dat de werkgever vond dat het dienstverband moest eindigen. Toch is op de uitspraak wel wat af te dingen: als morbide obesitas inderdaad een chronische ziekte is was sprake van een ontslagverbod en een verband tussen het ontbindingsverzoek en dat verbod: de man werd – kort door de bocht – ontslagen omdat hij ziek was. De rechter overwoog weliswaar dat hij door zijn ziekte niet in staat was aan de functie-eisen te voldoen, maar dat zal bij ziekte altijd het geval zijn. Ik ontkom toch niet aan de indruk dat – hoewel de rechter dat niet zegt – het idee dat de man zelf iets aan zijn ziekte had kunnen doen toch bij het oordeel heeft meegespeeld.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.