Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In veel arbeidsovereenkomsten staat een studiekostenbeding. In deze blog gaan we in op verplichte scholing en de voorwaarden voor een geldig studiekostenbeding. Ook bespreken we een recente uitspraak waarin de rechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de consequenties zijn voor de werknemer als de werknemer de studiekosten zou moeten betalen.
Sinds 1 augustus 2022 is de wet over het studiekostenbeding gewijzigd. Op grond van artikel 7:611a BW moet een werkgever verplichte scholing kosteloos aanbieden. Dat geldt als de scholing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de werkzaamheden of om de arbeidsovereenkomsten voort te zetten. Ook scholing die verplicht is op basis van een wet of CAO moet kosteloos worden aangeboden. Voor verplichte studiekosten is een studiekostenbeding niet geldig.
Het is niet in alle gevallen altijd duidelijk wanneer er sprake is van een verplichte scholing. Dit leidt regelmatig tot rechtszaken. Zo oordeelde de kantonrechter Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2024:8929) dat een opleiding Duitse taal en regelgeving geen verplichte scholing was voor een combimachinist. In een andere zaak oordeelde de rechter (ECLI:NL:RBZWB:2024:6859) dat de training SVH Sociale Hygiëne wél verplicht was voor een leerling-kok.
Als de scholing niet verplicht is, dan staat het partijen vrij om een studiekostenbeding overeen te komen. Het studiekostenbeding is niet specifiek geregeld in de wet. Wel heeft de Hoge Raad in haar arrest van 10 juni 1983 (Muller/Van Opzeeland) geoordeeld over de terugbetaling van studiekosten. Een studiekostenbeding is geldig als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Is niet aan deze voorwaarden voldaan? Dan is het studiekostenbeding niet geldig en hoeft de werknemer geen studiekosten terug te betalen.
In een recente uitspraak (ECLI:NL:RBZWB:2025:2796) moest de kantonrechter oordelen of een accountmanager de kosten voor cursussen die hij heeft gevolgd moet terugbetalen. De werknemer zegde zijn contract op kort na het volgen van een tweedaagse cursus Hydrauliek-basis. De werknemer meende dat de cursus hem ‘min of meer’ is opgedrongen. De rechter vond dat daaruit niet volgt dat de cursus noodzakelijk was, dus is artikel 7:611a BW niet van toepassing.
Omdat de cursus niet valt onder de verplichte scholing, stond het partijen vrij een studiekostenbeding overeen te komen. Toch kan het studiekostenbeding in deze zaak niet worden ingeroepen. De werkgever heeft vooraf namelijk niet duidelijk gemaakt wat de kosten van deze cursus zijn en wat de gevolgen waren als de werknemer zou vertrekken. De werkgever kon niet verwijzen naar een algemene bepaling in de arbeidsovereenkomst. In de arbeidsovereenkomst stond niet precies welke cursussen onder deze bepaling vielen en welke kosten hiermee zijn gemoeid. De werkgever had de financiële consequenties van deze bepaling dus duidelijker moeten uiteenzetten. Omdat dit niet was gebeurd, mocht de werkgever niet overgaan tot verrekening van de studiekosten. Had de werkgever dit wél gedaan, dan mocht de cursus mogelijk verrekend worden.
Het is belangrijk om te weten wanneer een studiekostenbeding geldig is. Voor verplichte scholing is terugbetaling sinds 1 augustus 2022 niet toegestaan. Gaat het om niet-verplichte scholing, dan gelden strikte voorwaarden.
Heeft u vragen over het studiekostenbeding? Wij denken graag met u mee.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.